Reis van Anthony van Kampen naar de Asmat 1956
Anthony Cornelis van Kampen (1911–1991) was een Nederlands schrijver/journalist die een uitgesproken belangstelling had voor Nederlands-Nieuw-Guinea. Vlak na WOII trok hij al met de marine naar Nederlands-Indië en schreef vervolgens avontuurlijke verhalen over Papoea’s. Zijn doel was om in Nederland méér aandacht te vragen voor de kolonie en haar bevolking. In die geest ondernam hij in 1956 een expeditie naar het moerassige Asmat-gebied in het uiterste zuiden van Nederlands-Nieuw-Guinea, kort na de gewelddadige “Ajam-affaire” (waarbij in 1954 Asmat-papoea’s en een Nederlandse filmploeg in botsing kwamen).
Reisgenoten en route
Van Kampen vloog in juni 1956 met een Catalina-vliegtuig naar Zuid-Nieuw-Guinea, vergezeld door vertegenwoordigers van het Nederlands bestuur en de kerk. In het vliegtuig zaten onder meer resident A. Boendermaker (resident van Zuidoost-Nieuw-Guinea) en controleur A. Scheele (destijds actief in Asmat/Ajam). Ook bisschop Johannes Mgr. Tillemans (veldmissionaris) was meegekomen. Boven het onbekende binnenland bevond zich louter onontgonnen jungle en delta’s: Van Kampen beschrijft hoe ze achtereenvolgens over de rivieren Digoel, Mappi, Juliana, Kampong en Wildeman vlogen, om tenslotte de Oetoemboewe-rivier (Flamingobaai) te bereiken. Op de vlucht zag hij alleen maar “jungle jungle jungle… Sagobossen, rivieren, kreken” en merkte bitter op dat het schijnbaar “zo liefelijk grijze jonge groen” in feite moeras was – een “hopeloos gebied voor een mens om in te wonen”.
Later reisde Van Kampen ook per schip/AWB naar Asmat. Kollega Gerrit Engelbertink, een oud-militair, herinnert zich dat zij met de sloep van Hr.Ms. Jan van Brakel via de Flamingo-baai de krokodilrijke Oetoemboewe-rivier opvoeren naar kampong Agats. Engelbertink noteert dat Van Kampen toen de auteur was van Wijkende Wildernis (1956) – een boek over de Ajam-incidenten. Volgens Engelbertink bleef Van Kampen tijdens deze boottocht een etmaal in Agats achter.
Reisgenoten (geciteerde bronnen): onder anderen resident Boendermaker en controleur Scheele, en bisschop Tillemans. Ook de marineman Gerrit Engelbertink bevestigt dat Van Kampen met hem meevoer naar Agats.
Verblijf en ervaringen in de Asmat
Plaatsen bezocht
De tocht concentreerde zich rond Agats, het kleine bestuursstation aan de Oetoemboewe-rivier in Zuid-Nieuw-Guinea. Van Kampen landde hier met de Catalina en bekeek het dorp (omschreven als “wat bruine hutten en huisjes. Meer niet” op de oevers). Agats bleek inderdaad de zetel van het Nederlandse gezag (met een resident en politiepost), maar zeer primitief uitgerust. Volgens Engelbertink brachten de eerste pogingen van de politie een week eerder juist geen contact met de bewoners: “De politie werd teruggeslagen en kreeg geen kans” om te landen. Van Kampen noteerde dat het hele gebied uitgestrekt moeras was, een “Biesbos van Nieuw-Guinea” waar alleen rivieroevers bewoond konden zijn.
Ervaringen en indrukken
In Agats zag Van Kampen voor het eerst de Asmat-bevolking in levende lijve. Hij beschrijft dat bij de landingsplaats talrijke prauwen verschenen, elk prachtig versierd met houtsnijwerk. Hij was “stomverbaasd” over de snelheid en behendigheid van de naakte roeiers. Zijn verwondering vat hij kernachtig: “Deze mensen, deze Asmatters, zijn min of meer geboren in hun prauwen. Ze leven in hun prauwen en sterven er in”. Het beeld van de Asmatters als “levend primitievere mens” maakte grote indruk.
Van Kampen noteerde ook de spanning die er hing: het Asmatgebied noemde hij een domein van “eeuwige angst, eeuwige strijd, eeuwige oorlog” met een “geur van bloed” in de lucht. Hij benadrukt dat bij deze stammen moord en koppensnellen diep geworteld waren. Tegelijk constateerde hij dat er weinig contact met de Nederlanders mogelijk was; naast een defensieve houding zagen zij vooral de bewondering voor geïmporteerde goederen.
Kortom: Van Kampen verbleef ongeveer één dag in de Asmat-regio rond Agats. Hij maakte hoogstens een korte rondgang met de kadebewoners, bekijkt de prauwen en de omgeving, en ervaart de cultuur- en taalbarrière tussen de Papoea’s en de koloniale overheid. Zijn reisverslag toont hoe onbekend en ontoegankelijk het gebied destijds was (vol onmetelijke moerassen), en hoe wantrouwig de Asmatters op de komst van blanken reageerden.
Publicaties over de Asmat-reis
Van Kampen deed uitvoerig verslag van zijn reis in publicaties. In juni–juli 1956 verschenen meerdere artikelen in Nederlandse kranten onder de titel “Reis door wild Nieuw-Guinea” (o.a. Leeuwarder Courant 30 juni 1956). Deze reportages beschrijven dezelfde Catalina-vlucht naar Agats en zijn ontmoetingen met de Asmatters, met dramatische koppen als “Op weg naar koppensnellers en kannibalen”.
Ook verwerkte Van Kampen zijn ervaringen in proza. Kort na de reis publiceerde hij de novelle Wijkende Wildernis (1956) – later omgedoopt tot Reizen in de Vóór-Tijd – over de Ajam-incidenten, waarin de confrontatie met de Asmat een hoofdrol speelt. Deze novelle werd opgenomen in de bundel Demonen (1979/1980) die Van Kampen uitgaf als omnibus van zijn Nieuw-Guinea-verhalen. De titel Wijkende Wildernis zelf verwijst naar de terugdringende oerwouden.
Belangrijkste publicaties: (1) Artikelen “Reis door Nieuw Guinea” (krantverslag, zomer 1956); (2) Novelle Wijkende Wildernis (1956) (later deel van Demonen). Andere werken zoals Prauw aan boord (1957) behandelen soortgelijke thema’s, maar Wijkende Wildernis is direct geïnspireerd door deze tocht.
Invloed op werk en reputatie
Deze Asmat-expeditie verschaft Van Kampen authentiek materiaal voor zijn verhalen en versterkte zijn reputatie als schrijver van exotische avonturen. Hij gebruikte de rauwe beelden van jungle en koppensnellers om de Nederlandse lezers “mee te nemen naar een van de laatste witte vlekken op de kaart”. Volgens Wikipedia probeerde Van Kampen juist met zijn trilogie Jungle en soortgelijke romans “in Nederland meer belangstelling op te wekken voor deze Nederlandse kolonie”. De reis naar de Asmat paste naadloos in deze missie: het maakte hem bekend als een journalist-reiziger die verslag deed uit het “primitieve” zuiden van Nieuw-Guinea. Zijn levendige beschrijvingen van de Asmatter cultuur (bijv. de versierde prauwen en het geweldsritueel) gaven zijn werken extra geloofwaardigheid.
Samenvattend vergrootte de Asmatreis Van Kampens bekendheid onder het brede publiek. Ze resulteerde in artikelen en romans die zijn status als belangrijkste Nederlandse auteur van Nieuw-Guinea-avonturen bestendigden. Zijn verhalen uit deze periode lagen mee ten grondslag aan de toenemende aandacht voor de Papoea’s en de politieke discussie over het lot van Nederlands-Nieuw-Guinea in de jaren 1950.
De collectie diapositieven van Anthony van Kampen ons nagelaten door de weduwe werden gedigitaliseerd en bewerkt door een hierin gespecialiseerde vrijwilliger van de Stichting. Dit materiaal werd grotendeels eerder gepubliceerd op het account van PACE op flickr.com dat helaas niet meer toegankelijk is vanwege herziene regels op het gebied van 'nudity'.


