Pegunungan Tengah: Pegunungan Bintang
Bewerking kaart van auteur:Hddty, CC BY-SA 4.0 via Wikimedia Commons
De beeldcollectie die we hieronder laten zien behelst vrijwel uitsluitend opnames van de Ngalum die het oostelijk deel van het district Penungunam Bintang bewonen. Sibbele Hylkema schreef zijn onderaan deze pagina opgenomen Mannen in het Draagnet over dit volk waar hij een innige band mee opbouwde gedurende de jaren die hij bij hen doorbracht.
Over de meer westelijk woonachtige Kupel (hierboven Kufel) gaat het engelstalige werk van Jan Anthony Godschalk, eveneens op deze pagina in te zien: Sela Valley an Ethnography of a Mek Society. (Mek=Kupel)
Luchtopnames Sterrengebergte. Henny van de Kerkhof diapositief d3s1-004 en d3s2-006
Huub Zwartjes, afdruk Sibil 83-027. Zie Het Witte Hart van Nieuw-Guinea, Brongersma 1960 afbeelding 5 Onze landheer Bomdogi uit Betabib.
Contact met de Ngalum werd eerst door militaire en wetenschappelijke expedities verkregen, zoals de Sterrengebergte expeditie onder leiding van Leo Brongersma.
Sibil dorp. Afdruk album 2 Jan Sneep
Mabilabol. Diapositief Emil Röllin (Zwitserse AMA piloot). Behuizing-27-011/12
De traditionele dorpen van het Ngalum-volk zijn cirkelvormig en liggen op hellingen. Deze huizen worden Ap Iwol genoemd . De muren van het huis zijn gemaakt van takken, boomtakken en planken van dennenhout die in een cirkelvormig patroon zijn gerangschikt. De vloer is gemaakt van de schors van de nipapalm. Het huis heeft geen ramen, maar er zijn deuren bij de voor- en achteringang. De deuren zijn ongeveer een halve meter boven de vloer gebouwd, zodat de bewoners binnenin niet van buitenaf te zien zijn, en er is een ladder aanwezig voor toegang.
Sibbelle Hylkema verzorgt de beenwond van een Ngalum vrouw. Abmisibil 1967. Jos Donkers negatief 1-35-016
Het ritueel planten van de zoete aardappel. Jos Donkers 1969 negatief 2-180-018. Zie Hoofdstuk XXV De bataten-tuinen in Mannen in het Draagnet, Sibbele Hylkema 1974
De Ngalum zijn zelfvoorzienende landbouwers. Het belangrijkste gewas is de zoete aardappel, aangevuld met taro, suikerriet, bananen en groenten.
Ze passen een vorm van wisselbouw toe waarbij stukken bos worden gekapt en vervolgens enkele jaren worden bebouwd. Daarna laten ze het land braak om te herstellen.
Foto Huub Zwartjes afdruk 25-95-5
Varkens zijn van enorm sociaal en ritueel belang. Ze dienen als bruidsschat, bij offers, en als prestige-object. Varkens worden met zorg gevoed en vaak zelfs in of nabij de hutten gehouden.
In verhouding tot hun andere werkzaamheden besteden de vrouwen nogal veel tijd aan het vangen van aning, kikkervisjes. Men kent diverse methoden.
Volgens één daarvan leidt men het water van een rivier af in een kunstmatige bedding, waarin een soort fuik van bladeren wordt aangebracht. In kleine stroompjes brengen de vrouwen zelf de kunstmatige geul aan, in de grote rivieren doen de mannen hieraan mee. Volgens een andere methode begeven de vrouwen zich met een draagnet in de rivier. Terwijl zij bij wijze van schepnet hun net met de voeten tegen de bedding drukken, tillen zij met de vrije hand stenen op met de bedoeling, dat de kikkervisjes die zich daaraan vastgezogen hebben, door de stroom in het schepnet zullen worden meegevoerd.
De visjes, die hierna gevangen worden, worden zoals gewoonlijk aan een stokje geregen. Het stokje steekt men door de kop, vervolgens worden de kikkervisjes gerangschikt, één met de staart naar links, de volgende met de staart naar rechts, de volgende weer naar links, enzovoort.
Dit stokje dient tevens tot spit bij het bereiden boven de hete houtskool.
Mannen in het Draagnet pag 377-378
De Oksang (rituele dans) speelt een grote rol bij de Ngalum-gemeenschap.
Mannen en vrouwen gaan getooid met verenpluimen van paradijsvogels in van coix-zaden vervaardigde voorhoofdsbanden gestoken en hebben het gelaat en de onderbenen met rode leem bestreken. De rest van het lichaam wordt met koolstof ingewreven.
De dans wordt ritmisch begeleid door trommels en dikwijls ook de uit verenpennen van de Kasuaris bestaande bundels die met de dansbeweging meeveren en een sterk ratelend geluid voortbrengen. Deze instrumenten creëren een diepe, hypnotische ritmiek die de dansers helpt zich te concentreren en zich te verbinden met de spirituele dimensies van deze rituele dans. In sommige gevallen worden zang en gezangen toegevoegd, vaak in de vorm van koorzangen of litanieën die de voorouders eren.
De Oksang dans wordt beschouwd als een middel om de voorouders te eren en hun zegen te vragen voor gezondheid, voorspoed en bescherming. Het is een manier om hun aanwezigheid in het leven van de gemeenschap te voelen en hen te betrekken bij de rituelen. Ook biedt de dans gelegenheid voor de gemeenschap om samen te komen, de culturele tradities te delen, en een gevoel van eenheid te creëren.
De dans wordt vaak uitgevoerd in de open lucht, in een grote cirkel op een afgelegen of heilige plaats, zoals een bosgebied of een heuveltop, waar men gelooft dat de geesten van voorouders aanwezig zijn.
Mensen van Iwoer op bezoek in Oksibil. Kleurennegatieven Rudi Campschroer 1975 (vergelijk: Groepsportret Papoea's Boven Digoel ca 1930)
blz 72-73 Het witte hart van Nieuw Guinea, Brongersma 1960:
Als jonge mannen de huwbare leeftijd bereiken, dragen zij een tijd lang een 'kamil' aan het haar. De kamil is een groot, knotsvormig voorwerp, met daarop nog een kleinere dergelijke knots die met klei aan het haar bevestigd wordt. Hij bestaat uit een honderdtal strengen, die gemaakt zijn van bundeltjes smalle repen van de bladeren van een schroefpalmsoort (Pandanus), omwikkeld met reepjes van dezelfde bladeren. Sliertjes haar worden in elkaar gedraaid en enkele van deze haarslierten worden aan een streng van de kamil bevestigd door ze samen met bladreepjes te omwikkelen en met klei in te smeren.
Vlak bij het einde vertoont de grote knots een verdikking; men heeft hier de omwikkeling van de strengen dikker gemaakt door enkele lagen boven elkaar aan te brengen. Daaronder houdt de omwikkeling op en de bladreepjes van de strengen steken vrij uit; de knots loopt hier spits toe en aan de punt is een kort rond stokje bevestigd. Het verdikte en daarna spits toelopende deel van de kamil is bekleed met een laag boomschors met daaroverheen een omwikkeling van dun touw. De gehele kamil is met rode klei bedekt en meestal heeft men met een zwarte kleurstof een donkere dwarsband aangebracht. Waar de schroefpalmstrengen over een breed vlak uitgespreid worden om met haar te worden verbonden krijgt men zo een naar boven breed uitlopende plak klei. Met aparte strengen (ongeveer 14 tot 16) wordt een tweede, veel smallere kleiknots aan het hoofd bevestigd en deze ligt boven op de grote kleiknots en wipt daarop op en neer. Aan het uiteinde van deze kleine knots bevestigt men een bosje veren en soms ook een afhangende ketting van jobstranen.
Al naar de woonplaats van de drager verschilt de vorm van de kamil: mannen uit Ariemkop hebben veel dikkere en plompere kamils dan die uit de dorpen in onze buurt. Een man van de Bonsigi - een stam die ten noorden van het Antaresgebergte woont - die op zijn weg naar Toelo bij ons op visite kwam, had een zeer slanke kamil. Bij de Bonsigikamil is de kleine knots even lang als de grote en deze kleine knots is vervaardigd uit een plat stuk hout dat met touw omwonden is. Bij de Sibil-kamils is de kleine knots altijd veel korter dan de grote; soms wordt er een plat stuk hout in aangebracht, soms is hij geheel gemaakt van bundels bladreepjes evenals de grote knots. De kamils in de Sibil zijn zwaar; zij wegen van anderhalf tot twee kilo. De kamil van de Bonsigi weegt slechts iets meer dan een kilo.
Dit haarverlengsel wordt gemaakt in een daarvoor speciaal gebouwd hutje buiten het dorp; vrouwen mogen daarbij niet aanwezig zijn, maar als het eenmaal is aangebracht gaat de jongeman zich onmiddellijk aan de vrouwen in het dorp vertonen. Hij mag er echter niet mee in het iwool komen, want dan zal de keladi niet gedijen. Dat deze versiering een bijzondere betekenis heeft met betrekking tot de huwbaarheid van de drager blijkt wel uit de Sibilse namen: de grote knots heet 'Korajma', letterlijk het vrouwelijke, terwijl de kleine knots 'Imjajma', het mannelijke, heet. Voor zover wij kunnen nagaan draagt men de kamil niet alleen bij het bereiken van de huwbare leeftijd, maar ook later nog
wel. Verscheidene oudere jongelingen verschenen wel eens met een kamil; het is niet onmogelijk dat zij hem ook dragen als teken dat zij een huwelijk willen aangaan. Vroeger schijnt de kamil ook bij de Moejoes, die ten zuiden van het bergland wonen en die ook op het gebied van hun taal met de Sibillers verwant zijn, in zwang te zijn geweest.
Een hoornvormige haardracht uit het Kaoh-Moejoe (Kao-Muyu) gebied. Boven-Digoel, L.J.A.Schoonheyt 1936 p. 134
Ngalum vrouwen en kinderen met rode klei beschilderd. Henny van de Kerkhof - B3s8 Div - 013
HET WITTE HART VAN NIEUW-GUINEA
met de Nederlandse expeditie naar het Sterrengebergte
DR. L. D. BRONGERSMA EN G. F. VENEMA
1960
Mannen in het draagnet, mens- en wereldbeeld van de Nalum (Ngalum) in het Sterrengebergte. Sibbele Hylkema 1974
Sela Valley - An Ethnography of a Mek Society in the Eastern Highlands, Irian Jaya, Indonesia by J.A. Godschalk 1993