Pater Jan Boelaars, Zuid Nederlands Nieuw-Guinea 1953 - 1962.
Pater Jan Boelaars (17 februari 1915 – 19 juni 2004) werkte als missionaris MSC in Nederlands Nieuw-Guinea vanaf 1953 tot ongeveer 1962, het jaar waarin Nederland het bestuur over het gebied overdroeg aan de Verenigde Naties (UNTEA), en kort daarna aan Indonesië.
Hij was een markante Nederlandse missionaris, etnoloog en verzamelaar en izz opvolger van Meuwese en Verschueren met wie hij ideologisch en spiritueel verwant was en in dezelfde nog niet of nauwelijks onder Nederlands bestuur gekomen gebieden werkzaam waren geweest, het moeilijk toegankelijke moeras- en regenwoudgebied van Zuid-Papoea, woongebied van de Awyu- en Jaqai-volken. Boelaars vertegenwoordigt een een bijzondere generatie missionarissen die niet alleen met religieuze ijver, maar ook met een diep respect voor inheemse culturen hun roeping vervulden. Hij stond bekend om zijn dialooggerichte benadering van missie: in plaats van de lokale cultuur te willen vervangen door westerse normen, probeerde hij een synthese te vinden tussen christelijke waarden en inheemse adat (tradities en gebruiken). Zolang bepaalde culturele elementen niet in strijd waren met fundamentele menselijke waardigheid of christelijke moraal, liet hij daar ruimte voor of nam hij die op binnen de christelijke geloofsuitoefening, een visie die destijds opmerkelijk vooruitstrevend was.
Boelaars was niet alleen een veldwerker, maar ook een zorgvuldig documenterend wetenschapper. Hij publiceerde meerdere boeken en artikelen over de volken van Zuid Nederlands Nieuw-Guinea, waarbij hij de nadruk legde op materiële cultuur, sociale structuur, rituelen en religieus-symbolisch denken. Hij was een kenner van het Papoea artefacten en had vooral een grote belangstelling voor rituele voorwerpen.
Waar sommige tijdgenoten vooral verzamelden met het oog op museale tentoonstellingen, was Boelaars meer geïnteresseerd in de inhoudelijke betekenis die objecten hadden binnen het leven en geloof van de lokale bevolking. Hij sprak met informanten, documenteerde contexten, en plaatste objecten zoveel mogelijk in hun rituele en sociale bedding.
In Nederland besteedde Jan Boelaars grote zorg aan het foto-archief dat hij in Zd. Nederlands Nieuw-Guinea vanuit zijn etnologische studies had aangelegd en bracht die bijeen in zes lijvige foto-albums. We kregen toestemming van de congregatie MSC deze albums in te zien en te kopiëren in de studiezaal Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven Sint Agatha waar het MSC archief bewaard wordt en mochten ook tot publicatie overgaan. Wij zijn de congregatie daar zeer dankbaar voor. Ook gaat onze dank uit naar de voortreffelijke hulp van alle studiezaalmedewerkers. De digitalisatie en overige bewerking van het materiaal werd door een vrijwilliger van de Stichting uitgevoerd.
Pater Boelaars aan het kinnen-wrijven met een van de Asmatters. Zo werd vriendschap gesloten. Erfgoedcentrum Sint Agatha AR-P027 20167-30
Gab-Gab mensen. Erfgoedcentrum Sint Agatha AR-P027 10210 D1
Onderafdeling Moejoe. Uit: Kaart bij Tourneeverslag controleur binnenlands bestuur J.W. Schoorl tournee naar de Sibilvallei op Nieuw-Guinea 1955 pag.19
Onderafdeling Boven Digoel. Uit: Kaart bij Tourneeverslag controleur binnenlands bestuur J.W. Schoorl tournee naar de Sibilvallei op Nieuw-Guinea 1955 pag.19
Gab gab krijgers en opgesierde vrouw bij varkensfeest. Erfgoedcentrum Sint Agatha AR-P027 10210 D1
Djair-mensen overzijde van Digul tegenover Pesnamnam April 1951. Erfgoedcentrum Sint Agatha AR-P027 20213 Serie BI 76 en 164

Portret van een jonge man van Boven-Digoel met diadeem van Coix pitten en een borstsieraad van varkenstanden. Afdruk Pater P. Vertenten 1924-1932
De Kaoh- en Moejoe-Papoea's zijn tengerder gebouwd en kleiner van stuk dan hun buurlui aan den overkant der Digoelrivier; zij maken een meer vredelievenden indruk, ofschoon dit laatste slechts betrekkelijk is. Zij wapenen zich voornamelijk met pijl en boog en dragen soms een harnas. Het perforeren van neus en oren, evenals de tatouage, komt ook bij hen veelvuldig voor, doch alles wordt wat meer in bescheiden stijl gehouden. Zij sieren zich eveneens met
de reeds bovengenoemde kettingen en tooien zich ook gaarne met papegaaien-, paradijsvogel- en kroonduifveren.
Zij zijn heel wat minder vechtlustig en dapper dan de mannetjesputters van de Mappirivier, maar zij zijn eerlijker en eerder tot arbeid geneigd. Zij kunnen zich bij hun feesten zeer mooi „optuigen*', waarbij het tatoueeren een groote rol speelt. Soms binden zij dan lange pluimen van papegaaienveeren op het hoofd en bevestigen voor den dans bossen plantenvezels aan schouders en heupen.
Boven Digoel, Schoonheyt 1936 p. 116-117
Eerste dorpsschool te Ninati 1937. Erfgoedcentrum Sint Agatha AR-P027 20154 Album Piet Hoeboer MSC blz 4
Mandobo jongelingen in feestkleding te Mindiptana Juli 1951
Erfgoedcentrum Sint Agatha AR-P027 20213 Serie BI-184
Groepsportret Papoea's afkomstig uit de Boven Digoel ca 1930. CC-BY-SA TM-10008194 Collectie NMVW



Mensen van Iwoer op bezoek in Oksibil. Kleurennegatieven Rudi Campschroer 1975
Behuizing Digoel gebied. AR-P027-10210 Doos 3
Expeditieleden bij paalwoningen van Papoea's in de omgeving van het tweede Zwaluwbivak. Foto J. M. Dumas 1909. CC-BY-SA TM-60015343 collectie NMWV
BOVEN-DIGOEL
L.J.A. SCHOONHEYT 1936
Tussen de Digoel en de Kao. Dr. J. Boelaars 1970
Kebudayaan dan Perubahan
Suku Muyu
dalam Arus Modernisasi Irian Jaya
Culture and change among the Muyu. J.W. Schoorl 1993
Beeldcollecties Papua Selatan:
ASMAT:
MAPPI:
BOVEN DIGOEL: