Jayapura / Kota Jayapura

Geologische, topografische en andere kaarten van delen van Nederlands-Indië en Nieuw-Guinea ca. 1900-1930 

Kaart Nederlandsche Nieuw-Guinea Expeditie 1903 olv Dr Arthur Wichmann pag 565

Foto's van de expeditie van A. Wichmann c.s. naar Nieuw-Guinea, 1902-1903

Teksten:

-Het opruimen eener versperring in den Moaif

-Bivak (...?) aan den linkeroever van den Moaif. Aanvang van den weg naar de Nimboran.

-Toebereidselen tot een feestmaal bij de Nimborans.

-Vrouwelijke bevolking der Nimborans

Teksten:

-Korano van Tarfia met volgelingen in bivak aan de Tawarin

-Meisje van Tarfia

-Nimboran

-Ontscheping der leden van de Nieuw-Guinea expeditie

-Waterleiding Manokwari

Teksten:

-Blazers der heiligen fluiten (aanvangsstand)

-Kaptian

-Dans te Kaptian

Groepsportret voor een twee verdiepingen tellende woning te Kaptiau in de omgeving van de Tawarin-rivier. Foto's van de expeditie van A. Wichmann c.s. naar Nieuw-Guinea, 1902-1903. 

Teksten:

-Kampong Kaip met Karawari* (de Karawari loopt met een lange spits uit).

-Gezicht over de Irisbaai van uit: links de hoek van Mangei

-Prauwenwerf met zicht opTarfia aan de Matterer baai

-Kampong Demta aan de Matterer baai

 

*Karawari: Heilige tempel. Zie Papoea's van de Humboldtbaai Hoofdstuk VII p. 165-206,  Dr K.W. Galis 1955

Huis van het dorpshoofd Tobati Humboldtbaai. PKN diapositief DSC_8095

Paalwoningen te Hollandia 1929. CC-BY-SA TM-10010043 NMVW Datacollectie Wereldmuseum

Een groep Papoea's op een plein in het dorp in Nieuw-Guinea - Wichmann expeditie 1903. NMVW TM-60012064 CC-BY-SA Collectie Wereldmuseum

Platform met karawari van Kajo (Magdalena Eiland) Humboldt Baai. Foto's van de expeditie van A. Wichmann c.s. naar Nieuw-Guinea, 1902-1903. 

Inwendige van den karawari te Kajo.  Foto's van de expeditie van A. Wichmann c.s. naar Nieuw-Guinea, 1902-1903. 

Papoea's van de Noordkust in feestuitdossing ca 1920

Vrouwen in Anggros (Enggros) gekleed in geklopte boombast. Diapositief PKN DSC-8173b

Gezicht op een Papoeadorp aan het water. Nieuw Guinea Wichmann expeditie 1903 TM-60011995 NMVW CC-BY-SA Collectie Wereldmuseum

Korono van Tami met volgelingen van de Tawarin. Mensen van Sawe. Foto's van de expeditie van A. Wichmann c.s. naar Nieuw-Guinea, 1902-1903. 

Kaart Sentani 

Groepsportret van Papoeavrouwen met kinderen. Nieuw Guinea Wichmann expeditie 1903 TM-60012063 NMVW CC-BY-SA Collectie Wereldmuseum

 Portret van drie Papoea vrouwen (en een kind) met arm-, oor-, neus-, hals- en borstsieraden. Sentani 1920-1922. Glasnegatief NMVW TM-10008136 Collectie Wereldmuseum  CC BY-SA 4.0.

Portret van drie Papoea vrouwen met scarificaties en arm-, oor-, hals- en rugsieraden, op de rug gefotografeerd. Glasnegatief NMVW TM-10008521 Collectie Wereldmuseum   CC BY-SA 4.0.

 

Uit: Bei Liebenswurdigen Wilden in Neuguinea Paul Wirz 1929 - Bildtafeln 102b ingekleurd

Boombastdoeken worden in het Sentani-gebied maro genoemd. Maro is de algemene benaming voor boomschors en ook voor de daarvan gemaakte (dans)kleding (Greub 1992, 127). Dergelijke boombastdoeken werden voornamelijk door gehuwde vrouwen als lendendoek gedragen (Webb 2011, 57). Ook werden ze opgehangen bij graven van meisjes of jonge vrouwen opgehangen (Wirz 1928, 296). 

Dodenhuis van een jongeling. uit: Bei Liebenswurdigen Wilden in Neuguinea. Paul Wirz 1929 - Bildtafeln 101 (ingekleurd).

Ceremonieel huis Sentani. D68-Map86 no 223 Ds F.C. Freerk Kamma

Sosiri Sentani 1985. Diapositief Jos Donkers

Houten beeld bij de toegangstrap van een mannenhuis, Jayapura regentschap 1900-1920. CC-BY-SA NMVW TM-60052407 Collectie Wereldmuseum

Traditionele huispalen Sosiri Sentani ca 1970. Diapositief Jos Donkers A6-F523-027

Enkele beschouwingen over de streek tussen Hollandia-Binnen en Sentani p1-2. Lubert van de Berg 9 Februari 1958.

Enkele beschouwingen over de streek tussen Hollandia-Binnen en Sentani p3-4. Lubert van de Berg 9 Februari 1958.

Enkele beschouwingen over de streek tussen Hollandia-Binnen en Sentani p 5-6. Lubert van de Berg 9 Februari 1958.

Enkele beschouwingen over de streek tussen Hollandia-Binnen en Sentani p 7-8. Lubert van de Berg 9 Februari 1958.

ENKELE BESCHOUWINGEN OVER DE STREEK TUSSEN HOLLANDIA-BINNEN EN SENTANI

 

I  De laatste jaren is een voortdurende trek merkbaar van de Sentani-papoea's naar de omgeving van de grote weg Hollandia-Binnen--Sentani. Van vroeger woonde de bevolking voornamelijk in de kampongs langs de eilandjes en kust van het Sentani-meer. De eilandjes zijn maar klein en. onvruchtbaar, zodat er geen gelegenheid was voor de aanleg van tuinen. Van oudsher dateren dan ook reeds de tuinen, door de eilandbewoners aangelegd op het vasteland, overeenkomstig de "hutan", het onontgonnen gebied van iedere kampong. In zoverre is het dus niets bijzonders, dat de eilandbewoners regelmatig naar het vasteland komen. De kampongs langs de kust liggen in dit opzicht gunstiger. De bewoners ervan behoeven voor het werk in de tuinen niet eerst per prauw naar de kust te komen, noch hun tuinproducten en brandhout over het meer naar huis te brengen. Toch is het opvallend, dat er meer mensen langs de eilandjes dan langs de kust woonden. Waarschijnlijk dat men vroeger de veiligheid en beslotenheid van het eilandleven zwaarder liet wegen dan de last van het voortdurend op en neer trekken. Hierin nu komt de laatste jaren langzaam verandering. Er is een duidelijke neiging zich meer blijvend te vestigen op het vasteland, en wel voornamelijk in de buurt van de grote weg Hollandia Binnen - Sentani.
II  Voor deze verhuizing kunnen verschillende verklarende omstandigheden worden aangehaald. Zo bv. de groei van de bevolking: een eilandje als Ifar pulau (omvattende de kampongs Ifar besar, Ifar ketjil en Siboboi) is volgebouwd. Dat wil in dit geval zeggen, dat langs de kustlijn van het eiland geen plek meer over is om een huis op palen boven het water neer te zetten. Op de eilandjes zelf treft men alleen grotere gemeenschappelijke gebouwen als kerk en school. Sommige bewoners van Ifar besar zijn reeds uitgeweken naar een eilandje in de buurt. Anderen hebben hun huizen gebouwd op het vasteland, bij de grote weg. Hieruit blijkt, dat overbevolking niet noodzakelijk leidt tot vestiging op het vasteland. Sommigen blijven de voorkeur geven aan de oude wijze van wonen. Maar op de duur zal de gestadige groei van de bevolking zeker leiden tot verdere vestiging op het vasteland.
De kampong Asei kent twee vestigingen op het vasteland: een, die vreedzaam verlopen is (tegenover Kota Nica), een andere, die naar zeggen het gevolg is geweest van een ruzie (kampong Waena, 6 k.m. van Hollandia Binnen). Overigens is het merkwaardig, dat vestiging op het vasteland vooral is toegenomen sinds de grote weg in 1953 geasfalteerd werd en op het einde van dat jaar een regelmatige busverbinding Hollandia. Sentani tot stand kwam. Vervoer van personen en producten werd daar-door gemakkelijker. Tegelijkertijd nam met de groei van Hollandia de vraagnaartuinbouwproducten toe. Dit alles maakte de aanleg van tui-nen, niet alleen voor de eigen onmiddelijke levensbehoeften, maar ook voor de verkoop aan anderen, meer lonend. In diezelfde tijd begon het aantal tuinbouw bedrijvende kolonisten tussen Sentani en Dojo baru af te nemen, Velen van hen verkozen, nu de verbinding met Hollandia zoveel gemakkelijker geworden was, een betrekking in de stad, met een vast maandelijks inkomen, boven het wisselvallige bestaan van tuin-bouwer. Zo ontstond voor de Papoea de mogelijkheid iets te verdienen aan land- en tuinbouw. Overigens waren ook verschillende Sentani-Papoea's gaan werken bij gouvernementsdiensten te Hollandia Binnen, Sentani en Ifar (gunung: het vroegere amerikaanse kamp. Zo heeft de verbetering van de grote weg in verschillende opzichten bijgedragen tot vestiging van de Sentani-bevolking op het vasteland. Dit proces is nog in gang: voortdurend kan men verandering constateren in het voorkomen van de hutan langs de weg. Alang2-velden worden opengelegd, sagobossen afgebrand, huizen gebouwd, tuinen aangelegd (groenten, gladdi, mals).
III  De verandering in de bevolkingssituatie opent de weg naar nieu-we verhoudingen. De dorpen langs de eilandjes vormen een zeer gesloten geheel. Alles heeft daar zijn vaste plaats. De grotere kampongs hebben ieder hun eigen kerk, dikwijls tevens als school in gebruik, sinds de Zending er in 1928 begon te werken. Ifar pulau heeft zelfs drie ruime kerken en twee scholen, echter met leerlingen ook van omliggende kampongs: Sere, Jobe, Jaboai. De geisoleerde ligging laat nauwelijks vestiging van buitenstaanders toe. Dat is anders met de situatie op het vasteland. Daar is uiteraard meer openheid naar verschillende kanten en daarmee ook de kans van beïnvloeding van buiten af. Nog niet alles heeft er zijn eigen plaats. Toch is ook hier reeds een begin van maatschappelijke functie-vorming aanwezig, met name waar de vestigingen tot nu toe een grotere omvang hebben bereikt d.w.z. in Waena en tegenover Kota Nica.
IV  De kampong Waena ligt in het vlakke land, aan weerszijden van de grote weg vanaf Camp Walker tot waar de weg langs de bergwand begint te lopen (richting Meerzicht), 5 á 6 k.m. van Hollandia Binnen. Er wonen mensen, die zich onder een eigen hoofd hebben afgescheiden van Asei. Er is een korano, Abner Modouw. In de buurt bevindt zich sinds 1956 een afsplitsing van de openbare LSB Hollandia Binnen, momenteel twee eerste klassen en een tweede klas omvattende. De kinderen op deze school komen van Waena, Joka, de Motorpool en Kota Nica. De plaats van de school, even voorbij de zijweg naar Joka, wordt wel Joka Baru genoemd. Er gaan geruchten, dat deze school in Zendingsbeheer zou komen. Voor 1958 zou een Zendingsonderwijzer voor de derde klas uit Nederland worden aangetrokken. Het is merkwaardig, dat in de buurt van deze kamponggemeenschappen een LSB is binnen.
V Tegenover het landbouwcentrum Kota Nica, tussen de grote weg en het meer, zijn omstreeks 1952 zich mensen uit Asei gaan vestigen. Zij hebben er tuinen aangelegd en er nu een 25 huizen gebouwd. De lei-ding berust bij Gregorius Ohee, vroeger djurutulis in Asei. Veel invloed hebben er ook Hanoch Ohee en Jehuda Ohee. Deze laatste is een ex-guru, tegenwoordig werkzaam op het kantoor van Binnenlandse Zaken. Hanoch Ohee is een zoon van een ondoaffi te Asei. Hij is mantri land-bouw, na eerst op Seroei geweest te zijn en in Sorong, in welke plaats hij kennis maakte met de scholen van de Missie. Hij werkt als propagandist om de mensen er toe te brengen de diensten van de Landbouw te accepteren. Mede door zijn invloed hebben de bewoners er in de laatste jaren op een terrein van 4 hectare meer dan 2000 cacaoplanten uitge-zet. Sinds 1956 bestaat er een cooperatie, die nu een eigen winkel (f1.2000) en auto (fl.2500) bezit.
Van deze "kampong" bezoeken 16 kinderen de LSB in Hollandia Binnen en Joka Baru. Zij gaan met de bus op en neer. Men zegt, dat het leerlingental van de dorpsschool te Asei (op het eiland) aan het teruglopen is, aangezien de mensen van daar hun kinderen zouden onderbrengen bij familieleden op het vasteland (Waena), zodat zij de LSB te Joka Baru kunnen bezoeken.
Kerkdiensten worden gehouden in een gebouwtje van gaba-gaba en atap. De leiding er van berust bij een ex-guru, Taime, afkomstig van Ifar pulau, werkzaam bij de Zending te Hollandia, maar wonende tegenover Kota Nica. Hervormingsdag en Pohon terang worden o.a. met veel eten en drinken gevierd. Op het eind van iedere maand komt men met bewoners van andere kampongs op een of andere plaats bijeen voor een dankdienst: "kuntji bulan". Sinds medio 1957 zijn enkele ouderlingen gekozen. Toch schijnt men over de Zending niet al te tevreden te zijn. Men klaagt, dat de laatste jaren zo weinig kinderen uit Asei, in verhouding tot andere Sentani-kampongs, tot de VVS te Joka worden toegelaten "terwijl wij vroeger nomor satu waren". De reden zou zijn, dat zij enkele jaren geleden, bij de nieuwbouw van het internaat te Joka, niet voldoende ijzerhout geleverd zouden hebben. "Maar dat konden we niet, omdat we toen de kerk op ons eiland af moesten bouwen". Mocht de LSB te Joka Baru in Zendingshanden komen, dan zou men zijn kinderen liever doorsturen naar de LSB te Hollandia Binnen. Men wil blijkbaar eerder aanleunen tegen het gouvernement, "die als een bapa voor ons zorgt". Hoe zwaar dit allemaal echter weegt is moeilijk te schatten. Hun houding tegenover het verschijnsel "Missie" is zeker niet onvriendelijk. Geheel uit eigen beweging zijn zij om een cursus in nederlands komen vragen. Die wordt dan ook sinds maart 1957 eens in de week ter plaatse gegeven. Latere pogingen, van zendingszijde, om dit ongedaan te maken, hadden geen resultaat. In hoeverre zij be-reid zullen zijn te helpen bij de bouw van een katholiek kerkje te Ko-ta Nica, moet nog blijken. Er is hen nog niet om gevraagd. Wel heeft een van hen de tekening voor dat kerkje gemaakt.
VI  Tot het landbouwcentrum Kota Nica behoren o.a. een opleidingsschool voor beambte-landbouw (vroeger: mantri-landbouw) en een voor beambte-bosbouw. De eerste telt een 30-tal leerlingen, van wie er zeven katholiek zijn; de tweede een 10-tal leerlingen, onder wie twee katholieken. Aan de landbouwschool zijn een Keiese en Tanimbarese guru werkzaam, beide katholiek. Van hun 6 kinderen gaan er drie naar de openbare LSB te Hollandia Binnen (1, 2 en 3-de klas). In de tuinen van het proefcentrum zijn 9 Muju conttarbeidere werkzaam. In totaal wonen er te Kota Nica 33 katholieken, o.w. 8 kinderen, voor het grootste deel maleis-sprekenden. Voor hen gaat nu een kerkje ge-bouwd worden, 6 maal 12 meter, op een plaats, die gedacht is als middelpunt van een ontworpen landbouwkampong (ongeveer 1 km. van de grote weg). In eerste instantie zouden er 40 huizen gebouwd worden, doch bestedingsbeperking alsmede onzekerheid over de toekomstige plaats van het proefstation (Manokwari?) hebben de uitvoering op-geschort. De grond voor het kerkje kon niet gekocht worden (lands-domein), doch wordt voor onbepaalde tijd in bruikleen afgestaan, zon-der huurbetaling. In verband hiermee is er aan gedacht het kerkje te bouwen aan de grote weg op een aangekocht stuk grond: er zou dan een grotere vrijheid van handelen zijn en het zou wellicht een sterkere aantrekkingskracht uitoefenen op de bevolking, die zich daar gevestigd heeft. Toch is daar van afgezien, omdat zulks te veel het karakter van werving van andersdenkenden zou dragen, terwijl de plaats wat ver van de huidige woonplaats van katholieken af zou liggen. Tot nu toe gaan de leerlingen van de land- en bosbouwschool vrij geregeld op eigen gelegenheid 's zondags naar de Mis te Hollandia Binnen of Ifar. De reiskosten kunnen zij vergoed krijgen van de internaatslei-ding., hoewel dit dikwijls achteraf gebeurt. Voor de 4 katholieke gei-zinnen en voor de cont tarbeiders is het vooral van belang, dat er een kerkje komt: zij kr gen geen vergoeding voor het bezoeken van de kerk elders. Twee van de negen Muju-arbeiders zijn nog ongedoopt; zij ontvangen onderricht van een der guru's, doch schijnen zeer weinig maleis te verstaan.
VII De kampong Netar (een 15 huizen) bevindt zich sinds enkele ja-ren weer aan de kust vlak bij de grote weg, doch is volgens de oude manier op palen in het water gebouwd. Alleen de schoolkerk (er is een ambonnese guru) bevindt zich op het vasteland, ook volgens de oude gewoonte. Het enige, wat op zekere aanpassing aan de nieuwe omstandigheden wijst, is het afbranden van sagobossen, in plaats waarvan de bewoners van deze kampong tuinen aanleggen.

 

VIII  In de buurt van Sentani (bestuurspost) hebben zich verschillende mensen gevestigd uit de kampongs, die van vroeger daar hun eigen gebied hebben: Ifar pulau, Sere, Jobe, Jaboai. Toch voltrekt deze ontwikkeling zich langzamer dan men eigenlijk zou besluiten uit het feit, dat zich daar een kleine europese gemeenschap gevestigd heeft, die allerlei diensten vraagt tegen betaling van geld. De trek naar de grote weg is onder de bewoners van deze kampongs zeker minder dan bij die van Asei. Geregeld kan men grote groepen uit die kampongs naar en van hun tuinen zien trekken, die soms wel een 10 km. van het meer afliggen. Het dragen van zware lasten aan tuinproducten over dergelijk grote afstanden zou voor deze mensen een gerede aanleiding moeten zijn, zich wat dichter bij hun tuinen te vestigen. De mensen van Ifar pulau gaan voornamelijk wonen in de buurt van de weg naar Ifar gunung; die van Sere en Jobe meer inde buurt van de bestuurspost en Weversdorp (de plaats, waar kolonisten zich vestigden, tussen de beide vliegvelden in). De omgeving van de bestuurspost, wel Sentani-kota genoemd, kent een Papoeabevolking van meer heterogene samenstelling: behalve Sentaniërs zijn er mensen bij uit Biak, Sarai, Genjem Njau enz. Hetzelfde geldt voor Ifar gunung, of Ifar kota, bij de europeanen kortweg Ifar genoemd. Er zijn nog weinig maatschappelijke bindingen tussen deze groepen aan te wijzen. Over het algemeen leven zij vreedzaam in elkaars nabijheid. Voor zover zij niet zelfstandig tuinen exploiteren (voornamelijk Sentaniërs), zijn zij in dienst bij R.W.D., vlieghaven, PTT en EW, ziekenhuis, algemeen laboratorium, Meteo en kleine europese zelfstandigen. De moderne politie-kazerne te Sentani telt uiteraard een zeer verscheiden bevolking.
IX  Een kwestie, die in de nabije toekomst zeker om een oplossing zal vragen, is die van het algemeen lager onderwijs voor de kin-deren van bovengenoemde Papoea-groepen te Sentani en Ifar gunung. Tot nu toe is ter plaatse geen enkele voorziening getroffen. Naar verluidt, zou door het gouvernement aan de Zending een dag-VVS te Sentani aangeboden zijn. De Zending zou dit geweigerd hebben. Daar kan men in-komen. Want voor de kinderen te Sentani en Ifar gunung zou dan ook een dorpsschool geopend moeten worden. En dat lijkt toch echt niet aangepast aan de omstandigheden ter plaatse. Geen van beide plaatsen kan een stad genoemd worden, maar ook heeft geen er van het karakter van een kampong. Dien kan zich nauwelijks voorstellen, dat de Papoea's daar tevreden zouden zijn met een dorpsschool. Zij zijn al niet tevreden met de dorpsschool. A (vierjarig) te Ifar pulau, "omdat er alleen maar maleis geleerd wordt, dan komen de kinderen niet verder dan de kampong". Nu de kinderen van echte kampongs als Waena, Joka, Asei terecht kunnen op de LSB te Hollandia Binnen resp. Joka Baru, zullen de ouders te Sentani en Ifar gunung op de duur zeker niet minder verlangen voor hun kinderen. Nu op dit ogenblik is er nog geen directe urgentie, omdat de kinderen van de merendeels jonge gezinnen in het algemeen nog te klein zijn. Doch over 1, hoogstens 2 jaar zal de kwestie zich dwingend stellen. De kinderen van ouders uit Biak en elders zullen niet terecht kunnen op de dorpsscholen van de Sentani-kampongs daar op de eilanden. Zij zullen ook bezwaarlijk iedere dag op en neer naar Joka Baru kunnen gaan. De enige oplossing is dan een LSB te Sentani.
Als men sommige zegslieden onder de Papoea's mag geloven, en er is geen reden om het niet te doen, ziet men van die zijde aan het gouvernement een LSB te Sentani willen vragen. Dus niet aan de Zending. Deze houding komt overeen met een soortgelijk standpunt, reeds eerder door mannen als Kaisïepo ingenomen. Men kan zich afvragen, hoe deze mensen hier aan komen, waar zij in eigen omgeving toch altijd onderwijs door de Zending hebben gekend. Soms ontkomt men niet aan de indruk, dat een voortdurend benadrukken van de zijde van het gouvernement van de zorg, die het gouvernement voor de bevolking heeft, een sterke invloed op de gedachtegang in deze uitoefende. Soms ook heeft het de schijn, dat men van Zendingszijde wel eens wat erg stroef optreedt tegenover echte of vermeende misdragingen van Papoea's. Wat er van zij, het zou zeer te betreuren zijn , als successievelijk allerlei onderwijsinstellingen voor Papoea's buiten de maleise sfeer in handen zouden komen van het gouvernement. Weliswaar zouden op dergelijke scholen ook katholieke krachten geplaatst kunnen worden (als die er zijn), doch die zouden ongetwijfeld gehandicapt worden door het "neutrale" karakter der school. Het is toch eigenlijk geen vraag,of de Papoea-samenleving nu wel zo gediend is met een systematisch bevorderen van openbaar onderwijs. Dit zouden de Papoea's ook moeten leren inzien.
Een meer practische vraag is, of Zending of gouvernement van plan zijn een LSB te Sentani te openen. Tot voor kort is de Zending er niet erg op uit geweest onderwijs in nederlands positief te bevorderen, althans niet voor de gewone man. Verder zit men er met het bezwaar, dat ook wel voor het gouvernement geldt, dat een LSB te Sentani aantrekkingskracht zal gaan uitoefenen op de bewoners van eilanden in de buurt. In dit verband is misschien tekenend een voor-val uit de laatste tijd. Eind december 1957 kwamen 5 Papoea's namens inwoners van Jaboai en Jobe aan de pastorie te Ifar vragen om een (dorps)school te Jaboai. Tot nu toe moeten de kinderen uit die dorpen naar de dorpsschool te Ifar pulau. Dat wil zeggen, dat zij iedere dag per prauw naar school gaan, wat de ouders erg bezwaarlijk vinden i.v.m. de sterke golfslag, die dikwijls op het meer staat. Reeds jarenlang hadden zij daarom bij de Zending aangeklopt om een eigen dorpsschool, doch dit was hun altijd geweigerd. Het enige wat zij uiteindelijk hadden gekregen was, dat er sinds september 1957 in Jaboai een hulp-guru woont, die nu dagelijks met de kinderen (12 van de 40) op en neer gaat naar de school te Ifar pulau. In 1953 was door deze mensen aan de Algemeen Schoolbeheerder van de Missie (P. Bruinsma) ook reeds een verzoek gedaan om een school. Toen was het uiteinde-lijk afgestuit op tegenwerking in de kampong zelf. Nu vertelden zij, dat slechts enkele ouderen er tegen waren, uit vrees voor het (burgerlijk) bestuur. Hun werd nu gevraagd, of de kinderen uit Jaboai en Jobe naar Sentani zouden komen, als de Missie daar een eerste klas van een LSB zou openen. Zonder aarzeling zegden zij dit toe. Dezerzijds werd bij dat voorstel uitgegaan van de gedachte, dat er van de kant der Zending minder bezwaar kon bestaan tegen het openen van een eerste klas in een gemengde streek, waar ook katholieke Papoea's wonen (Sentani), dan tegen het openen van een school in een protestante kampong, zelfs al zou men aannemen, dat het merendeel van de kampongbewoners er zou zijn. Overigens heerste ook de gedachte, dat het weinig zin zou hebben nu nog een dorpsschool te openen in een streek, waar binnen afzienbare tijd het oprichten van een LSB toch niet langer tegengegaan zou kunnen worden. Tenslotte zou door vestiging van een eerste klas buiten elk kampongverband geen onnodige verdeeldheid binnen de kamponggemeenschap veroorzaakt worden. Dit waren derhalve de motieven om, nu er weer een aanvraag kwam, die niet bepaald van de laatste tijd dateerde, voor te stellen met een eerste klas LSB te beginnen te Sentani. Nagegaan zou worden, hoeveel kinderen er ongeveer in aanmerking kwamen voor toelating tot die klas (nl. uit genoemde kampongs). Een ondoaffi uit Jobe, Sekoi, die ook behoorde tot de groep, die in 1953 bij de A.S.B. van de Missie was komen vragen, was het daar niet mee eens; hij zei:  "men moet niet eerst onderzoeken, hoeveel kinderen er komen, maar eenvoudig zo'n klas openen, dan komen de kinderen vanzelf". Deze ondoaffi was zeer resoluut in zijn optreden. Hij bood twee terreinen aan, waar men zou kunnen beginnen: een klein terrein naast het postkantoor te Sentani, en een meer uitgestrekt terrein, zeer gunstig gelegen bij de grote weg aan de kruising van de zijweg naar de zg. Mission-hill, waar de amerikaanse Zending woont. Had deze ondoaffi gelijk met zijn opmerking niets na te gaan doch eenvoudig te beginnen? Ondanks de afspraak geen ruchtbaarheid te geven aan het eventueel openen van een klas te Sentani, deden kort daarop allerlei geruchten de ronde, dat er een school zou komen te Sentani. onderwijsdienst antwoordde op een vraag van iemand, die er belang bij had: "Wij weten van niets af". Daarna kreeg men te Jaboai namens de "Pemerintah besar" aanzegging, dat men vijf maanden de tijd kreeg om in Jaboai een school neer te zetten, dan zou er in augustus a.s . een eigen (dorps)school geopend worden. Een van de bezoekers van december zei nu: "Hoe is dat mogelijk? Ieder jaar hebben we om een school gevraagd en nooit gekregen en nu opeens moet er een gebouw neergezet worden. Zou er iemand gesproken hebben over ons bezoek of over de school?"
Wat er zij van het motief, nu opeens een dorpsschool te Jaboai te openen, in samenwerking met het gouvernement (onder "Pemerintah besar" verstond men Resident en H.P.B.), uit het feit zelf blijkt, dat men van Zendingszijde niet voelt voor een LSB te Sentani. Rekent men er op, dart de kinderen wel naar Joka Baru zullen gaan? Dat zou een omzeilen zijn van de richting, die zich op de duur toch zal doorzetten: de vraag om nederlands onderwijs ter plaatse. En ook al zou, naar verluidt, het gouvernement, nu de Zending geweigerd heeft, zelf een dag-VVS te Sentani openen, het daartoe voorbereidende onderwijs van een dorpsschool is voor Sentani en Ifar niet meer op zijn plaats en zal door de Papoea's aldaar niet worden gewaardeerd. Hier stelt zich de vraag, of er voor de Missie niet een taak ligt de Papoeabevolking ter plaatse te hulp te komen, waar de eerst geroepen instanties verstek laten gaan. De ondoaffi uit Jobe vroeg, terwijl hij zijn onderhoud in 1953 met de A.S.B. der Missie in herinnering bracht, waarom er eigenlijk jarenlang gepraat moest worden, voordat er een begin gemaakt werd. En toen aan Jakob Fele uit Jaboai uiteengezet werd, dat het voor sommigen moeilijk zou kunnen zijn een katholieke school te openen in een omgeving, die voor het merendeel protestant is, antwoordde hij: "Bagaimana dorang ganti hati, kalau tiada seko-lah?" Het is moeilijk, op dergelijke vragen een bevredigend antwoord te geven. Het typeert de situatie: er is vraag, maar nog geen antwoord; behoefte, maar nog geen voorziening.
Dit alles zal met de jaren meer gaan klemmen. Als men zich pro-beert in te denken in een situatie 5 jaar verder, dan is het, met continuering van het nederlands bestuur, onvoorstelbaar, dat te Sentani nog een maleide vorm van onderwijs kans op succes zou hebben. Vijf jaar geleden was Sentani nog een afgelegen oord, waar alleen dienstauto's kwamen langs een ruwe weg,voor een zeldzaam vliegtuig, de rammelende jeeps van de kolonisten niet meegerekend. Toen kon de Bestuursassistent nog kantoor houden in een gaba2-gebouwtje zonder cementen vloer, zoals de politietangsi er van gaba2 was opgetrokken en het stationsgebouw van het vliegveld van wat zink en oude palen. Maar sindsdien is er zoveel veranderd, dat hetzelfde bestuurskantoor er nu uit de toon en in elkaar dreigt te vallen te midden van de gerealiseerde nieuwbouw, de nederlandse vlag,die er wappert ten spijt. Nu zijn er Papoea-beambten bij allerlei diensten, die moeizaam nederlands proberen te leren en die voor hun kinderen ongetwijfeld iets anders zullen verlangen dan een dorpsschool VVS (die selecteert) of een LSB, die 20 km. verderop staat. Dat zal nog sterker worden, als met de loop der jaren meer Papoea-beambten in dienst komen, die zelf reeds nederlands op school hebben gehad. Als gouvernement en Zending dat verlangen niet tegemoet komen, dan geven zij aan anderen een open kans, die men ernstig zal willen overwegen en zo mogelijk waar maken, bij wijze van hulp. Het lijkt daarom gewenst in een eenvoudige opzet met een eerste klas LSB te beginnen. Daarvoor zou aan het Vicariaat een onderwijzer, zo mogelijk normalist, gevraagd worden. Voor het overige zal zoveel mogelijk plaatselijk gezorgd worden. Een gunstig terrein is aangeboden, huisvesting van school en onderwijzer kunnen plaatselijk verzorgd worden. Het salaris van de onderwijskracht zal zoveel mogelijk uit de schoolgelden bekostigd worden. Gedacht wordt aan een getal van 30 kinderen en een schoolgeld van f 5 per maand.
Nadere informaties hebben inmiddels nog uitgewezen, dat de aanzegging aan Jaboai om binnen vijf maanden voor een schoolgebouw te zorgen afkomstig is van S.Liborang, een Sanggirees, penning-meester van het moderamen van het ressort Hollandia-Nimboran. Men vraagt zich af, hoe deze een beroep heeft kunnen doen op het "Pemerintah besar", Resident en HPB. Het is in ieder geval een beproefd middel om enige druk uit te oefenen. Doch het is merkwaardig, dat deze man heeft gemeend er gebruik van te moeten maken, waar er van de kant van de kampong reeds jarenlang een aanvraag liep.
X  In verband met de extra-kosten, die het openen van een klas met zich zou kunnen brengen, is het een gelukkige omstandigheid, dat juist de laatste maanden iemand bereid is gevonden het terrein van de Missie rond de kerk (2 h.a.) te gaan beplanten. Er wordt aan gedacht, dat hij voor eigen rekening zal werken (met tegemoetkoming in de aanloopkosten) en 2/3 van de opbrengst zal behouden, terwijl 1/3 ten goede zal komen van het Missiewerk ter plaatse. Een definitieve regeling is echter nog niet getroffen. Voor zijn huisvesting zorgt de Missie, zodat er toezicht kan zijn, wie er eventueel bij wil komen wonen. Voor die huisvesting is de medewerking van de RWD verkregen, die reeds een kleine barak (6 spanten) in Ifar heeft afgebroken en naar Sentani vervoerd, bij wijze van hulp. Het opzetten er van, ook door de RWD, zou in deze maand zijn beslag moeten krijgen. Inmiddels is reeds een begin gemaakt niet het beplanten van het terrein (kool, kropsla, tomaten, worteltjes, radijs, kasbi, pisang), nadat eerst allerlei geboomte verwijderd was.
Door deze vestiging is aan een lang gekoesterde wens een begin van uitvoering gegeven: nl. ter plaatse niet alleen een kerkgebouwtje te hebben, doch ook een trefpunt, waar de Papoea's zouden kunnen ankeren. Op de eerste plaats de katholieken onder hen, maar vervolgens ook de mensen uit de omgeving. Die mogelijkheid tot contact moet de voornaamste doelstelling blijven. Als de tuin daarnaast ook nog wat opbrengt voor het plaatselijk werk, dan is dat meegenomen, doch het mag niet de eerste plaats gaan innemen. Laatst uitte een Papoea, dat de kolonisten hun gronden "gerampast" hadden.
Het is te hopen, dat bovengemeld karakter van deze vestiging bewaard kan blijven. Want al te zeer wordt nog het gemis gevoeld aan een plaats, waar eenieder, die er belangstelling voor heeft, zich thuis kan voelen, en niet alleen de katholiek. De bedoeling is, dat een wat groter vertrek in het huis wordt bestemd als recreatiezaal voor Papoea's, die er willen bijeen komen.
XI  Sinds 1957 bestaat er een, in de droge tijd begaanbare, weg naar Doja lama. In het terrein langs deze weg wonen echter geen mensen. Do jo lama zelf is een kampong oude stijl, 8 k.m. van Sentani. Er is nog geen aanleiding gevonden om met de bewoners meer regelmatig in contact te komen. Voorlopig is in de nieuwe vestigingen langs de grote weg nog werk genoeg voor handen.
Tenslotte kan nog worden meegedeeld, dat eind 1957 uit de Sentani-streek 85 leerlingen de VVS te Joka en de PMS en LTS te Kota Radja bezochten. De ouders moeten per leerling f 3 kostgeld per maand betalen.

 

Enige conclusies.
1. Met de oude Sentani-kampongs langs de eilandjes en de kust zal voorlopig weinig contact mogelijk zijn. Zij zijn te geisoleerd en kennen een te vast verband. Het is de vraag, hoe lang deze kampongs zich in de toekomst zullen handhaven.
2. Kansen voor contact zijn aanwezig op die plaatsen, waar zich mensen nieuw komen vestigen en waar niet alles reeds een vaste functie heeft: vooral langs de grote weg.
3. Met de kampong Waena zou contact kunnen worden gevormd, als er een vestiging van de Missie te Gaap Walker is.
4. Het kerkje te Kota Nica. zal op de eerste plaats bestemd zijn voor de katholieken, die verbonden zijn aan het landbouwcentrum. Daarnaast zou het op de duur iets kunnen gaan betekenen voor mensen uit Asei, die zich daar in de buurt gevestigd hebben, als het contact met deze mensen zich ook uitstrekt tot hun gewone dagelijkse bezigheden.
5. Te Sentani wonen verspreid katholieke Papoea's. Voor hen is een plaats van samenkomst buiten de kerk van belang. Tevens dient daarmee een toegang voor niet-katholieke Papoea's te worden gevormd.
6. Voor de Papoea-kinderen te Sentani en Ifar bestaat nog geen onderwijsmogelijkheid. De ontwikkeling ter plaatse vraagt om een voorziening moderne stijl. Openbaar onderwijs dient daarbij niet bevorderd te worden. De Zending neemt vooralsnog een afzijdige houding aan. Voor de Missie ligt hier een redelijke kans.

Bijlage: Overzichtskaart Sentani-meer en omgeving

 

Ifar, 9 februari 1958

fr. Lubert van der Berg O.F.M.

 

Nova Guinea. UITKOMSTEN NEDERLANDSCHE NIEUW-GUINEA-EXPEDITIE IN 1908 ONDER LEIDING VAN Dr. Arthur Wichmann

Volume III ETHNOGRAPHY AND ANTHROPOLOGY BY G.A.J. van der Sande

With 50 plates, 216 textfigures and a map.

PAPOEA'S VAN DE HUMBOLDT-BAAI
Bijdrage tot een etnografie
DOOR DR K. W. GALIS

Overige beeldcollecties provincie Papua: