Jayawijaya / Yalimo / Yahukimo / Nduga

Map Central New-Guinea. Cannibal Valley, page 277. Arthur T. Hitt 1962. 

 Bergpapoea's (Pesegem) op Alkmaar - Bereiden van eten in 'stoofkuilen'. Foto's van de Lorentz-expeditie naar Nieuw-Guinea, 1909-1910  

Verslag Militaire Expeditie Nederlandsch Nieuw-Guinee 1907-1915. Kaart pag.109. 

Lorentz expeditie naar Nieuw-Guinea 1909-1910:

Expeditie naar de Wilhelminatop 1909-1910 Lorentz.

Hoofdkwartier te Alkmaar 

Gezicht vanuit Alkmaar vanuit de bestuurspost -

Bergpapoea's (Pesegem) op Alkmaar

De Baliemvallei werd op 23 juni 1938 ontdekt door de Amerikaanse onderzoeker Richard Archbold tijdens een verkenningsvlucht met zijn watervliegtuig. Hij zag een vruchtbaar landbouwgebied met akkers en dorpjes, waarna een expeditie volgde die eerste contacten met de Dani-bevolking tot stand bracht. 

Luchtfoto Baliem ca 1967. Jos Donkers A7 602-024

NMVW TM-10008123  Papoea afkomstig uit de Swart-vallei met een gevlochten rotan kuras.   J. Jongejans 1920-1921. Glasnegatief.  CC-BY-SA  Datacollectie Nederland

Baliem 1956. Diapositief Piet ter Laag

Interieur van een Ndani verblijf. Baliem 1956. Diapositief Piet ter Laag.

Met stenen bijlen wordt door de Ndani's een boom geveld. Baliem 1956. Diapositief Piet ter Laag.

Ndani vrouw graaft knollen uit. Baliem 1956. Diapositief Piet ter Laag.

Ndani mannen. Baliem 1956. Diapositief Piet ter Laag.

 Begin varkensfeest (juwo). Diapositief Baliem 13-002. Bob Schijns Themacollectie

Baliem kampong. Cris Jan Severins diapositief IrianJaya2 - 207 -028

Uitvaartplechtigheid Baliem. Het met kaurischelpsnoeren opgetuigde lichaam wordt opgebaard. Cris Jan Severins OFM diapositief IrianJaya2 - 207 -029/ -030 

Ndani krijger in vol ornaat. Diapositief uit 'thema's' samengesteld door Bob Schijns Adatfeesten-061

Ndani man met muts van Kuskus bont. Baliem ca 1958. Diapositief Piet ter Laag 209-1-080

Kaart Jalimo of Yalimo gebied. PKN-30-068

Yali man. Diapositief PKN, maker onbekend.

Yali of Jali man. Diapositief PKN-30-063b. Maker onbekend

Mysterieuze Baliemvallei midden in Nieuw-Guinea is nu ontsloten
(Van een bijzondere correspondent)

De Baliem... toverwoord op Nieuw-Guinea en ver daarbuiten. De Grote Vallei is een symbool geworden voor het wilde ongenaakbare hart van dit land.
In het begin van deze eeuw was de vallei nog één van de vele witte plekken op de kaart van Nieuw-Guinea. Vele jaren gingen voorbij en veel witte plekken verdwenen van de kaart. Maar de Baliem bleef onbekend gebied.
Enkele zagen de Baliem, maar er binnentreden deed niemand. Het was als wilde de vallei haar eeuwenlang isolement nog niet prijsgeven.
8 November 1909 ziet Van Nouhuys staande op de 4750 meter hoge Wilhelminatop het grootse vergezicht van Nieuw-Guinea's Centrale Bergland. Aan de voet ligt het vlakke veld van de Oost Baliem, daarachter het Habbemameer.
In 1938 trekt Richard Archbold, de Amerikaanse miljonair, met een natuurhistorische expeditie naar de noordelijke hellingen van de Wilhelminatop.
Tijdens luchtverkenningen met zijn Guba-watervliegtuig ontdekt hij de vallei en landt later op een recht stuk in de Baliemrivier.
Het Nederlandse dekkingsdetachement onder lt. Van Arkel doortrekt de hele vallei vanaf de Hablifoeririvier in het noordoosten.

In hetzelfde jaar trekt de latere resident Van Eechoud. van de Waropenkust naar de Wisselmeren en vestigt daar een bestuurspost. De eerste penetratie van het bestuur in het hart van Nieuw Guinea.
De oorlog breekt uit en dr. J. V. de Bruyn (Jungle Pimpernel) maakt zijn legendarische tochten met zijn vrienden, de Bergpapoea's, door het bergland.
In 1948 wordt de bestuurspost te Enarotali aan de Wisselmeren heropend. Voorlopig heeft het bestuur hier handen vol werk en kan niet aan uitbreiding begonnen worden.
Er was genoeg te bekijken en te ontdekken onder de Ekaris aan de Wisselmeren, en bovendien was het noodzakelijk het voor de oorlog gelegde contact met Wandai te herstellen, omdat deze kampong de springplank zou moeten vormen voor eventueel later, te ondernemen ontdekkingsreizen naar het oosten, waar volgens dr. De Bruyn een dichte bevolking zit.

Zware tocht
De landbouwkundig ambtenaar aan de Wisselmeren, Veurman, maakt in Juni 1950 tezamen met rev. Mickelson van de Christian and Missionary Alliance van Enarotali uit een voettocht langs de Kemandora, over de vlakte heen dwars door de centrale keten tot ver ten oosten van de Carstensztoppen. Dit is een zeer zware tocht geworden door het onbewoonde Centraalgebergte.
In October 1951 maakt pater Kammerer alleen de tocht naar het gebied van de Ibele en Baliem-vallei. Volgens beweringen van Oehoendoenis,. die in Enarotali komen, moet men wel aannemen, dat hij door de bevolking is vermoord, omdat deze hem niet verder willen laten trekken naar de Ndani's, die de Baliem bevolken.
22 December van hetzelfde jaar vertrekt Meijer Ranneft, controleur van de Wisselmeren, voor een tocht naar de Baliem.
De volgende dag ontmoet hij pater Kammerer, die, alle doodsberichten ten spijt, levend uit het rotsgebergte is teruggekomen en op terugweg is naar Enarotali.
De pater heeft een tijdlang in het Oehoendoenigebied gezeten vlak ten zuiden van de Carstensztoppen. Voor het taalonderzoek heeft hu 15.000 woorden verzameld. De pastoor was op zijn tocht boven de 4000 meter geweest.en had zeer veel kou geleden. Hij was zonder tent gegaan en had 's nachts bivakjes gemaakt. Hij had twee paar speciale jungle-schoenen versleten, hij had wonden aan zijn voeten en zag er zeer vermoeid uit. De tocht over het rotsgebergte had vier nachten geduurd. Na afscheid van de pater genomen te hebben, trekken Meijer Ranneft v. d. Pant en dominee Rosé verder in oostelijke richting. Na 21 dagen onderweg te zijn geweest bereikt Meijer Ranneft op 13 Januari 1954 de Carstensztoppen en hij schrijft in zijn dagboek:
„Duidelijk verandert onderweg de vegetatie. Aan het einde van een drie uur lange klim lopen we over een harde zandige steengrond met .dennen en struikgewas. Af en toe hebben we een prachtig uitzicht op de Carstensz, door de lage bewolking. Om 12.50 uur zijn we op te top.
---

Bevolking van 100.000 zielen niet langer geïsoleerd

Op de top
Het uitzicht is overweldigend. De kampongs in de buurt lijken heel ver weg. Dit is het laatste bewoonde gebied. Verderop is het onbewoond. Er is geen stuk terrein wat daartoe uitnodigt. De hellingen zijn zwaar bebost en grillig en verderop kaal. De witte rotsvlakten lijken met rijp bedekt. Er hangen zware onweerswolken boven. Het is griezelig stil...
Van deze top stijgen en zakken we langs een richel langs de noordhelling van Kemaboe die minstens 1000 meter beneden ons stroomt.
Donderdag 24 Januari bereiken we Tenalo op 3700 meter hoogte. Het lopen is vermoeiend, de lucht droog. Het landschap bestaat uit weiden waarin schilderachtige meertjes liggen. Het regent weer en er waait een poolwind. We zoeken rillend een plaats voor ons bivak. Dan begint het te hagelen. De enige manier om warm te blijven is werken. Zelfs de dragers zien dat in. Van de boomvarens maken ze bivakjes. Men kan nu niet ver meer zijn van het geheimzinnige Habbemameer. In de verte doemen de besneeuwde Emmatop en de Wilhelminatop op. De dragers juichen: Als een grote spiegel ligt het Habbemameer aan onze voeten, zegt Meijer Rannefter het is mij niet mogelijk te beschrijven wat wij voelden." Maart 1954: De vallei staat meer dan ooit in de publieke belangstelling. Jerry Rosé van de Amerikaanse zending stijgt met een eigen amphibievliegtuig op van de Sentanistrip bij Hollandia en landt op een recht, stuk in de Baliemrivier. Goederen worden aangevoerd, een linguïst van de zending gaat mee voor het taalonderzoek en de zending vestigt zich definitief in de Baliemvallei.
---

Nieuwe plannen
Intussen heeft men bij de zending reeds nieuwe plannen. Zeer binnenkort wil men met een tweede watervliegtuig landen op het Archboldmeer. Van hieruit zijn de bevolkingsconcentraties langs de Hablifoeririvier. in het oosten en in het Swartdal in het westen te bereiken. In de loop van dit jaar zal het bestuur, wanneer de personeels- en materiaalpositie dit toelaten, tot ontsluiting van de Baliem overgaan. In dit verband is de reeds in volle gang zijnde aanleg van vliegvelden over heel Nieuw-Guinea en de komst van een aantal Beaver-vliegtuigen van groot belang. : Het. vliegtuig heeft. overduidelijk zijn grote nut bewezen bij het ontsluiten van moeilijk toegankelijke gebieden. .Vliegtuighulp en bestuurspenetratie in het wilde hart van dit land, houden gelijke tred met elkaar. Alleen op deze manier kan men. sneller en met meer effect alles on-der bestuur brengen. Lange tijd is de Baliem een geheimzinnige lokkende vallei in Nieuw-Guinea geweest.' Maar ook deze.vallei waar ongeveer 100.000 mensen leven, zal onder bestuur .worden gebracht. Lange tijd heeft Nieuw-Guinea buiten de cultuurstromingen gelegen die over de wereld zijn gegaan. Langzaam is hier verandering in gekomen. Moeizaam worden ook. de laatste witte plekken in de kaart van Nieuw-Guinea volgetekend en zullen ' ook deze mensen, de Pesschems, Moerips en Ndani's, worden opgenomen in de gemeenschap der volken.
---


Foto linksboven: Papoea uit de Ibele-vallei, een zijdal van de Baliem. Zijn hoofdtooi is gemaakt van de huid van een koeskoes, een buideldier. Kaurischelpen vormen zijn halsketting, waaraan een grote schelp hangt...
."'Als een wafelvorm strekken zich de landerijen van. deze dorpsbevolking in de Baliem uit.

Foto rechtsboven: Als een wafelvorm strekken zich de landerijen van. deze dorpsbevolking in de Baliem uit.

DE BALIEMVALLEI

Jarenlang heeft de Baliemvallei als een geheimzinnig Shangri-la de verbeelding beziggehouden. Pater Kammerer, de „woudloper Gods” was eender eersten die dit door woeste bergen omgeven gebied binnendrong. Thans is inde vallei een kleine bestuurspost gevestigd en pioniert in dit gebied pater Blokdijk. Van de hand van deze eenzaam ploeterende missionaris is onderstaande reportage over:

De Baliem-vallei in het hart van Nieuw Guinea trok al jaren geleden als een magneet de belangstelling en de fantasie van menig inwoner van Nieuw Guinea en ver daarbuiten. Door allerlei mogelijke en onmogelijke verhalen werd in vele geesten een merkwaardig beeld opgeroepen, een beeld dat de eerste tinten met de meest felle en uitdagende kleuren wist te combineren. Weliswaar ontstonden de meeste verhalen niet aan de boorden der Baliem, maar vermoedelijk dicht inde buurt van de kleine glaasjes met de pittige drank, toch waren sommige verhalen over de zeldzame toestanden in de verborgen vallei betrouwbaar. De Baliemvallei is voor de nieuweling die daar komt een zeldzame verrassing en blijft nog lange tijd de westerse geest bovenmate boeien en verbazen. Het begon al bij het vertrek met het vliegtuig. Op een donderdagmorgen stond het vliegtuig startklaar om mij en mijn spullen inde vallei af te zetten en ik dacht ineen uurtje inde vallei te zijn. Een moderne en vlotte oplossing. Maar de piloot kreeg een telefoontje: „vliegtuig kan niet landen, laatste nacht 5 mm. regenval” en het heeft nog negen dagen geduurd voordat alle omstandigheden zo gunstig waren dat een vlucht naar de Baliem verantwoord werd geacht. Tenslotte werd ik inderdaad afgezet op de landingssstrip en bij het uittaxien liep eender wielen vast en zakte ruim 50 cm. diep inde valleimodder. Is het niet verbazend, dat de K.L.M. met de regelmaat vaneen klok driemaal per week een slordige 25000 km. (Amsterdam-Biak) overbrugt en dat men met dezelfde K.L.M. negen dagen nodig heeft om de 200 km. naar de vallei te overbruggen en dat de vallei niet bereikbaar is als er 5 mm. water valt?

EEN WONDERE WERELD
Vanuit het vliegtuig krijgt men een hoogst interessant beeld van de vallei. Geen stukje grond is onbewerkt gebleven. Ineen interessante onregelmatigheid liggen tuinen en draineergoten, dijken en stenen wallen, riviertjes en bosformaties, dorpen, huizen en heuvels kris kras door elkaar. Midden door de vallei stroomt de Baliemrivier, breed en statig. Het water is chocoladekleurig vanwege de modder en het vele slijk die de rivier overeen enorme afstand opneemt. 

De vallei wordt links en rechts afgesloten door bergketens, die indrukwekkend hoog optornen tegen de vaal blauwe hemel. Tot een hoogte van 2500 meter zijn ze helemaal ontbost, en hele ruggen zijn ontdaan van hun oorspronkelijke vegetatie. Op de toppen steken scherpe en rottige punten steil omhoog. Tegen de hellingen zijn duidelijk de terras-achtig aangelegde tuinen te onderscheiden. Hier wordt sinds onheuglijke tijden een indrukwekkend menselijke prestatie geleverd met een aangepunte stok en een verbazingwekkende dosis energie door mensen die de eerste beginselen van het abc, nog niet in hun netten meedragen. Vooral op een helder-zonneklare dag raakt men niet uitgekeken op het briljantste der landschappen van Nederlands Nieuw Guinea. Ook in andere opzichten neemt de vallei een bijzondere plaats in. Misschien is het land in Nieuw Guinea nergens zo dicht bevolkt als in deze vallei. Men schat het aantal inwoners op 50.000. Naar het uiterlijk te oordelen hebben al deze mensen één cultuur, één taal, één geheel van zeden en gewoonten. Van het begin tot het einde van de vallei is de huizenbouw, de tuin-aanleg, de bewerking der grond, het voedsel, het gereedschap, de kleding, de wapenuitrusting overal het zelfde. Zelfs de dodenfeesten, huwelijksfeesten, de lijkverbranding en het oorlog voeren luistert overal naar dezelfde wetten en gewoonten. Een voor Nieuw Guinea zeldzame eenheid en eenvormigheid die zou kunnen wijzen naar een sterke verwantschap en onderlinge saamhorigheid. Waar in dit land vindt men zoveel mensen, die onder zoveel opzichten hetzelfde belijden, uitvoeren en regelen?

Er lopen evenwel een heel stel diepe barsten en scheuren door de vallei, die het wonen en werken hier uitermate riskant en onbehaaglijk maken. Naast de eenvormigheid heerst hier een enorme versplintering. Heel de massa mensen is in mootjes opgedeeld. Nu al staat vast dat er meer dan twintig groepen zijn en men houdt er rekening mee dat het wel tot een vijftig groepen zal oplopen. De onderlinge verhoudingen zijn zonder meer slecht, en dat maakt deze vallei ook tot een typisch stuk Nieuw-Guinea. Iedere groep leeft op zichzelf en er zijn met de andere groepen geen andere dan zeer vijandige contacten. Het oorlogvoeren is dan ook schering en inslag.
---

Merkwaardige oorlogvoering

De Baliemers volgen bij dat oorlog voeren een merkwaardige tactiek en strategie, waarin ook weer elementen kunnen worden onderkend die elders in Nieuw Guinea volstrekt uit den boze zijn. Een groep krijgers heeft zich verzameld en uitgerust. De „sterkste” van de gehele troep is beslist niet zo indrukwekkend als het lijkt. Aan wapenuitrusting heeft de Baliemer niets anders dan een stevige speer, die slechts op zeer korte afstand dodelijk is, en dan nog een boog en een stel kleine pijltjes, waarmee iemand wel gewond kan worden maar zeer zelden dodelijk getroffen. Meestal levert dit wapen niets anders op dan een wond die weer vrij spoedig geneest.

De krijgers trekken inde vroege morgenuren op. Onderweg houden ze enkele keren halt om de omgeving te verkennen. Inde buurt van het vijandige gebied worden zij zeer voorzichtig en gaan ze sluipende van de ene draineergoot naar de andere, totdat ze inde buurt komen van enkele vrouwen of ook wel kinderen die op de weg lopen of onbewust van enig gevaar in hun tuin aan het werk zijn. Opeens stormen er een tiental krijgers naar voren tot vlakbij het slachtoffer en steken met hun speren op verschillende plaatsen in het lichaam. Anderen slaan alarm en gaan op de vlucht. Inde vlucht wordt er dikwijls nog een afgemaakt.

De krijgers van de tegenpartij beginnen zich op het gehuil en geschreeuw van de slachtoffers snel te verzamelen. Uit alle richtingen komen zij opdraven. Dit is het sein voor de brute aanvallers om zich weer bij de hoofdgroep te voegen, die het schouwspel op een afstand heeft bekeken en allerlei raadgevingen en waarschuwingen aan de aanvallers heeft toegeschreeuwd. Op een bepaald moment staan dan de twee grote groepen krijgers tegenover elkaar en wie denkt dat nu de grote slag zal vallen slaat de plank behoorlijk mis. De aanvallers zijn voldaan en tevreden, dat zij er twee hebben vermoord en dat is blijkbaar genoeg. De partijen blijven op een behoorlijke afstand van elkaar staan schreeuwen en roepen. De ene oorlogsyell na de ander wordt over en weer weggegeven. Zij schelden elkaar behoorlijk de huid vol. Men zwaait en dreigt met speren en pijlen en bogen en allerlei ander oorlogstuig, maar zij benaderen elkaar niet op gevechtsafstand. Vrij plotseling trekt de vijand terug. Men is kennelijk bang dat de tegenstanders, die steeds groter in aantal worden, van hun overmacht gebruik gaan maken en een uitval doen. De vijand trekt een honderd meter terug, geeft nog een yell weg en daarna kiezen zij het hazenpad. Dat is het einde vaneen stuk oorlog. Wij zouden het een laffe overval noemen.

Nu gaat de verslagen partij de boel opruimen. In de middaguren worden de slachtoffers verbrand, en hun as wordt in een speciaal hutje bijgezet. Tegen de avond worden de varkens van de slachtoffers gedood en gesmoord met een enorme hoeveelheid aardappelen. Als het goed en wel donker is, begint de doden- en oorlogsdans. De hele nacht is een ieder op de been en midden op het dorpsplein cirkelt men dansend, zingend, huilend en krijsend rond. Doodmoe gaat eenieder bij het ochtendgloren naar huis. Tevreden, want men., heeft inmiddels afgesproken dat de vijand zijn portie thuis zal krijgen; men heeft de doden betreurd en hen op allerlei manieren trachten tevreden te stellen. De overlevenden tenslotte hebben ook hun portie wel binnen, want er is niet veel meer van de varkens over. Daarmee is het gebeurd.

Zo heeft het hele verloop enkele verrassende elementen: een hele stoet krijgers en helemaal geen bloedbad; een krijg midden op de dag; toch geen open strijd maar een verraderlijke overval; enkele doden zijn voldoende.
---

Voorzichtige pacificatie

In deze omgeving nu werken sinds een jaar twee bestuursmannen met tien agenten en ondergetekende als Franciscaans missionaris. Een handjevol Nederlanders dus. Wij trachten hier binnen te dringen en op de allereerste plaats de Baliemers de weg te wijzen naar orde, rust vrede. Daarna pas kan het echte beschavingswerk aan bod komen. Meestal schieten wij met al onze goede bedoelingen ver naast de roos. Soms denk je iets te hebben bereikt en blijkt het totaal verkeerd opgenomen te zijn. Het is een leven vol avontuur, vol spanning en onrust en van de andere kant kunnen er dagen voorbij zweven dat er geen vuiltje aan de lucht is. Soms is er inderdaad begrip voor de goede zaak. Twee maanden geleden nog werd er inde buurt van onze post aan de Baliemrivier af en toe hevig gevochten. Het maakt de mogelijkheden om te werken te onveilig en te riskant. Goedschiks of kwaadschiks diende er een einde aan te komen. Gelukkig werd er begrip voor de situatie opgebracht en werden onze uitleg en verduidelijking geaccepteerd. Na enige tijd besloten 3000 Baliemers die elkaar jaren lang het leven behoorlijk zuur hadden gemaakt, vrede te sluiten. Tot op de dag van vandaag heeft men woord gehouden en nu is het inde buurt van de post weer rustiger wonen. Af en toe staan wij wel eens doodsangsten uit als er een misverstand geschapen is, of als een of andere doldrieste krijger een moeilijke situatie schept, maarde hartstochten konden toch iedere keer weer ingedamd worden. Meestal Is het begrip heel moeilijk en zelfs onmogelijk te bereiken. Zij staren ons een tijdje aan en beginnen ons dan duidelijk te maken dat zijzelf van onbesproken gedrag zijn maar dat die tegenpartij zo rot is als een mispel. Zij houden uiteraard geen rekening met de mogelijkheid dat hun eeuwenoude vijanden hen zou-
den kunnen ontvangen als gewone medemensen en zelfs als vrienden. Er is een te groot wantrouwen en te sterke achterdocht. Het is voor ons nog een groot raadsel waarom men elkaar steeds te lijf gaat en waarom men elkaar het leven niet gunt en waarom men elkaar op zo’n afstand houdt. Het is niet onmogelijk, dat als wijde ware redenen weten, wij hen nog gelijk moeten geven ook. Nu, in ieder geval, staat er tussen al die stammen en groepen een geweldige dikke betonnen muur. Er zullen jaren mee gemoeid gaan voordat die tot de laatste steen is afgebroken, voordat de verhoudingen zijn gesaneerd.
Dit is ondertussen wel duidelijk: de Baliemer staat op zijn eigen stuk en laat zich helemaal niet gemakkelijk aan het wankelen brengen of intimideren. Als hij een kilo kralen voor een draagnet met aardappels wil hebben dan geeft hij ze voor geen ons minder. En als hij voor een varken een bijl wil hebben dan is het een bijl en iedere Nederlander kan wat hem betreft opkrassen met al zijn andere nuttige spullen. Als hij ons niet in zijn gebied wil binnen laten, probeer het dan echt niet want hij staat klaar met speren en pijlen en hij gebruikt ze. Wil hij geen vrede sluiten, dwing hem dan niet, want het wordt een vrede waar ik nog geen halve cent voor geef. Het is een verschrikkelijk moeilijk karwei met de „heren” handig te manoeuvreren. Op de meest onverwachte ogenblikken glippen ze tussen de vingers weg. Zij hebben dan gezamenlijk een helse pret omdat zij ons eigenlijk achter hun wagentje hebben gespannen. Zij kunnen je zenuwen tot het uiterste opwinden. Niets is veilig voor hun grijpvingers. Je draait jezelf om en bent een mes kwijt. Tracht de misdadiger of dief niet op te sporen want iedereen is solidair met de dief en stuurt je met de grootste vanzelfsprekendheid van het kastje naar de muur en liegt eventueel tegen de klippen op. Zet je toch door, dan bezorg je de dames en heren een heel stel zeer amusante ogenblikken. Het beste is net te doen of je neus bloedt. Lieverdjes zijn het op geen stukken na. Toch is het missiewerk en ’t bestuurswerk niet zonder perspectief en niet zonder een veelbelovende toekomst. Nergens in Nieuw-Guinea woont op zo’n klein oppervlakte zoveel volk. Al zijn zij moeilijk te hanteren, toch zit er pit in. Zij kunnen tegen een stootje, zijn goed gezond en hebben veel energie. Het levenspeil is beter en hoger dan bij vele andere stammen. Zij kunnen werken dat de stukken er af vliegen. In hun eigen familiekring is hun hulpvaardigheid groot en de onderlinge verhoudingen liggen zeer goed. Er is liefde en oudertrots en kinderlijkheid, hartelijkheid en onderling hulpbetoon.

Al groeit er momenteel nog een hele boel onkruid, en al lijkt in de Baliemer momenteel de mens nog dikwijls schuil te gaan achter het dier, ik ben er toch van overtuigd dat er met liefde, tact, veel geduld, toewijding en opoffering in deze vallei veel te bereiken is; dat ook deze vallei een bloeiende wijngaard kan worden van Nieuw Guinea en de katholieke Kerk. Het is evenwel meer dan ooit een gezamenlijke arbeid voor missionarissen en leken in Nieuw Guinea en het vaderland. Geen pantser zo hard is bestand tegen Gods genade en tegen oprechte weldaden van de mede-mensen.

PATER BLOKDIJK O.F.M. Kath. Missie, Baliem- Wamena Ned. Nieuw Guinea.

EEN AMERIKAANSE FILM-EXPEDITIE KOMT NAAR DE BALIEM VALLEI

Reportage van Anthony van Kampen

HOE LEEFT een gemeenschap in het Stenen Tijdperk? Op welke wijze brengt men de dag door? Hoe vindt het crematie-ritueel plaats? Hoe voert men oorlog? Kortom: hoe leeft men in een tijd, die wij, twintigste-eeuwers, al zon 20.000 jaar voorbij zijn? Indien er één plaats ter wereld is, waar men dit leven nog kan aanschouwen, een plaats waar de primitieve mens nog niet met „onze tijd" in aanraking is geweest, dan is dat in de Baliem Vallei in Centraal Nieuw-Guinea.
Er mag rekening mee worden gehouden, dat over anderhalf tot twee jaar een film uitgebracht zal worden, die dat leven weergeeft op een wijze, die nog niet eerder mogelijk was. Dat zal dan een Amerikaanse film zijn, die tot stand kwam dank zij het initiatief van het Hoofd Bevolkingszaken op Nederlands Nieuw-Guinea, dr. J. V. de Bruijn. Een initiatief, dat tijdens een lunch in Amerika, enkele jaren geleden, tot stand kwam.

Dr. De Bruijn bevindt zich elk jaar voor enige maanden in de Verenigde Staten in verband met adviserende werkzaamheden bij de Verenigde Naties. In februari '59 werd hij uitgenodigd door Harold Coolidge, in Washington voorzitter van de Pacific Science Board, voor een lunch, waaraan eveneens deelnam Robert Gardner, directeur van het Harvard Film Studie Centrum van het Peabody Museum, onderdeel van de bekende Harvard Universiteit.

Tijdens die lunch ontwikkelde dr. De Bruijn zijn ideeën omtrent het mogelijk verfilmen van het dagelijks leven van een primitieve gemeenschap, waarbij hij er op wees, dat de bevolking der Baliem Vallei in dit opzicht aan alle eisen voldeed. In de Grote Vallei bevinden zich namelijk nog tal van groepen, die niet of nauwelijks in contact zijn geweest met blanken. Gardner had maximale belangstelling voor datgene wat dr. De Bruijn hem mededeelde tijdens de lunch. Niet lang daarvoor was door hem, Gardner, een wetenschappelijke film vervaardigd over het leven van de Bosjesmannen in de Kalahari-woestijn. Nog tijdens de lunch liet hij er geen twijfel aan bestaan, dat hij volledig geïnteresseerd was in de idee.


Er volgden meerdere gesprekken, waarbij dr. De Bruijn wees op de gunstige verbindingen van de kust van Nieuw-Guinea met het binnenland. Tenslotte zegde hij Gardner toe, dat hij de zaak met de Nederlandse regering en het Gouvernement van Nieuw-Guinea zou opnemen. In Nederland stond men sympathiek ten opzichte van de idee, hetgeen tot gevolg had dat het Gouvernement er toe overging een bedrag van ƒ50.000,— als adhaesie-som beschikbaar te stellen. Zelf fourneert het Harvard Film Studie Centrum 60.000 dollar.
Er komt echter meer steun dan alleen geldelijke van de zijde van Nederland. Zo zal het Gouvernement o.a. een ethnoloog beschikbaar stellen. Dit wordt de heer Broekhuyse, thans als bestuursambtenaar in de Baliem Vallei aanwezig. Deze zal het noodzakelijke ethnografische werk voor de film-expeditie verrichten.

Vervolgens verzorgt het Gouvernement de opslag der goederen van de expeditie, waarvan een deel inmiddels reeds verscheept is naar Nieuw-Guinea en op Hollandia aangekomen. Dat betreft voornamelijk het film- en geluidsmateriaal dat deels in gekoelde, deels in ontvochte ruimten is opgeslagen. Tenslotte zal de expeditie kunnen rekenen op dekking door politie gedurende de periode dat men in het veld is. Het is de bedoeling dat 100.000 voet film-materlaal wordt opgenomen, waarvan 20.000 voet nodig zullen zijn voor de uiteindelijke film, die in kleuren zal worden uitgebracht. Als contraprestatie krijgt de Nederlandse regering de beschikking over een kopie, die voor niet-commerciële doeleinden gebruikt mag worden. Er bestaat momenteel een nauw contact tussen Gardner en dr. De Bruijn.
Volgens de laatste kenmerkt de gehele opzet zich door een zorgvuldige, consciëntieuze voorbereiding. Zo zijn de expeditieleden bijv. bezig met het leren van de Dani-taal, waarbij ze gebruik maken van de woordenlijsten van de Amerikaanse linguïst (taalkundige) Bromley.

Volgens dr. De Bruijn is de opzet totaal anders, dan van bijvoorbeeld de Franse expeditie van Gaisseau, die met een hoog tempo door de wildernis stormde, teneinde in de kortst mogelijke tijd zoveel mogelijk filmische stunts te verrichten. Een methode, die in wetenschappelijk opzicht met weinig vertrouwen is gadegeslagen, omdat ze met het weergeven van het werkelijke leven der primitieven slechts weinig van doen heeft.

De leiding van de expeditie is in handen van Gardner (35), die ethnoloog en cameraman is. Naast hem treedt op Michaël Rockefeller (22), de zoon van de gouverneur van New Vork. Rockefeller is gespecialiseerd in primitieve kunst en verbonden aan het New Yorkse Museum of Primitive Arts. Vervolgens gaan mee Samuel Putnam, anthropoloog, de natuurkundige Matthiesson, die voor het weekblad Life zal schrijven en Eliott Eliosofon, de beroemde fotograaf van het Time-Life concern. Tenslotte nog twee Ambonezen, wier werk zal bestaan uit het prepareren van vogels, die verzonden zullen worden naar de Vale Universiteit.

Men denkt in februari 1961 op Hollandia aan te komen. De expeditie zal in april naar de Baliem Vallei worden gevlogen door toestellen van „De Kroondulf". Dr. De Bruin hoopt enkele malen in de gelegenheid te zijn het werk van Gardner en zijn mannen persoonlijk bij te wonen, voor zover zijn werkzaamheden op Nieuw-Guinea en in Amerika hem dat toelaten.

Men hoopt de kans te krijgen de traditionele oorlogvoering tussen de Dani's op de film vast te leggen. Het is niet onwaarschijnlijk dat dit gelukt, gezien het feit dat oorlog voor een deel der Dani's nog als de culturele focus van hun bestaan geldt. Met andere woorden: oorlog is voor hen de zaak waar het in het leven om draait. Aangezien het Nederlandse Bestuur er op uit is de oorlogszucht der stammen zo snel mogelijk aan banden te leggen, mag wel worden aangenomen, dat Gardner de laatste, zij het unieke kans krijgt dit onderdeel van het primitieve leven der bevolking op celluloid vast te leggen. Dat dit van grote wetenschappelijke waarde kan zijn, ligt voor de hand. Nogmaals, er is waarschijnlijk geen enkele andere plek ter aarde, waar men een dergelijke kans nog krijgt.

Overigens is het niet de bedoeling dat men tot 'n oorlog zal forceren. Men vestigt zich voor 5—6 maanden In de Grote Vallei, en terwijl men het dagelijkse leven filmisch vastlegt, wacht men rustig op de dag dat er een strijd tussen enkele confederaties ontbrandt. Precies hetzelfde geldt over het crematieritueel. Er worden vaartuigjes en buitenboordmotoren meegenomen, zodat men in de kortst mogelijke tijd een bepaalde plaats zal kunnen bereiken.

Wat de veiligheid van de groep betreft, zowel de Amerikaanse zending in de Grote Vallei als het Nederlands Bestuur houden een oogje In het zeil, terwijl er voorts, zoals gezegd, politiedekking zal zijn.

Dr. De Bruin deelde ons mee, dat de expeditieleiding uitermate erkentelijk is voor de medewerking van Nederlandse zijde ontvangen. Een dergelijke hulp had men niet verwacht en heeft men ook nergens anders verkregen. Mede door deze steun hoopt men er in te slagen het leven van een der allerlaatste primitieve gemeenschappen in onze wereld wetenschappelijk verantwoord filmisch vast te leggen.
Het tweede artikel van Anthony van Kampen stond in de Friese Koerier van donderdag 12 januari j.l.


Foto's:
De Baliem Vallei: vergeten plek op moeder Aarde

Dani's, die reeds contact met blanken hebben gehad. Ze bezitten een ijzeren bijl, onschatbaar werktuig in de Baliem Vallei. (Foto dr. J. W. Schoorl)

Cannibal Valley. Russel T. Hitt 1962

Overige beeldcollecties Pegunungan Tengah: