De film van Egbert Jannink: 'De Papoea’s' (1956)
Nader toegelicht met kaarten en dagboekfragmenten uit 'Tien jaar pionieren in Nederlands Nieuw-Guinea'.
Egbert Jannink kwam in 1952 als hospitaalsoldaat aan in Nederlands-Nieuw-Guinea. Later trad hij toe tot de bestuursdienst en maakte meerdere expedities naar nog nauwelijks bestuurde binnengebieden.
In 1956 maakte Jannink als administratief bestuursambtenaar in het zuiden van Nederlands‑Nieuw‑Guinea amateurbeelden op 16 mm‑film. Zijn film, vaak aangeduid als De Papoea’s, legde zijn reizen vast naar het vrijwel onontgonnen binnenland, zoals het Digoel- en Mappi‑gebied.
Beelden tonen o.a. de hoofdplaats Kepi (door Kees van Kessel 'de grote stad' genoemd), landbouwinitiatieven en schoolopeningen, moerassen met waterlelies, Papoea’s in boomkano’s die vis en tabak ruilen, en hun traditionele versieringen en paalwoningdorpen. Jannink reisde samen met collega’s als Frans Cappetti en Frits Koan naar gebieden waar nog geen formeel bestuur aanwezig was, soms op verzoek vanwege incidenten zoals koppensnellen.
De film diende als voorlichtingsmateriaal en propaganda, bedoeld om in Engelstalige landen te tonen hoe Nederland ontwikkelingswerk uitvoerde in Nieuw‑Guinea. Hij paste in de bredere reeks zoals “Kroniek van Nieuw‑Guinea” en “Report from Netherlands New Guinea” welke op te vragen zijn bij Beeld en Geluid.
Tot 26:15 zien we filmfragmenten uit de periode dat Bert Jannink in Kepi en Badé geplaatst was (oktober 1955 - november 1956), daarna volgen registraties uit de periode dat hij zijn bestuurspost had in Agats (november 1956 - december 1957)
Mocht 'youtube' niet werken bestaat nog de optie de film via google-drive te bekijken:
Uit '10 jaar pionieren in Nederlands Nieuw-Guinea' van Bert Jannink over zijn ambtstermijnen in Kepi, Badé en vervolgens Agats,- teksten die voor een groot deel ingesproken zijn in bovenstaande film en voorts belangwekkende aanvullingen daarop kunnen vormen:
Kepi (oktober 1955 - april 1956)
Met vier jongens van het bestuursinstituut, Piet van Diest, Nol Hermans, Frits Cowan en ik vlogen we naar Merauke. We vlogen over Australisch Nieuw-Guinea omdat de bergen daar minder hoog zijn. Enkele toppen staken donker boven de wolkenmassa uit.
In Merauke werden we ontvangen door resident Boendermaker. We slapen in de pasangrahan (logeer-gebouw). Ook werden we ontvangen door de bisschop van Merauke Mgr. Tillemans, die hier al meer dan dertig jaar aan de zuidkust van Nieuw-Guinea werkt. Hij is een van de grote pioniers van dit gebied.
Mgr. Tillemans vertelde ons het verhaal 'de Vuurvogel'. In de onderafdeling Mimika is het de gewoonte om boodschappen aan elkaar door te geven door middel van de vuurvogel. Men neemt dan een stuk brandend hout en gooit dit in de richting van de stam, die de boodschap moet ontvangen en roept daarbij de boodschap in de richting van het dorp. De vuurvogel, die dit bericht hoort, vliegt onmiddellijk naar de betreffende stam en brengt de boodschap over. Wanneer je dan enige tijd later bij die betreffende stam aankomt is men al op de hoogte van de berichten die door de vuurvogel zijn overgebracht. Mgr. Tillemans vertelde dat hij in de oorlogsjaren zelf dit systeem met succes had toegepast en dat hij erin geloofde. Na de oorlog was het echter nooit meer gelukt.
Op 8 oktober 1955 vertrekken we met de patrouilleboot Tasman' naar onze buitenposten. Hier komen we voorlopig alleen te zitten omdat de controleurs met hun echtgenotes naar Merauke zullen gaan voor een conferentie. We varen eerst naar Agats aan de Oetoemboewerivier en vandaar naar Kepi waarna de boot verder gaat naar Mindiptanah. Het Asmatgebied is nog niet geheel onder bestuur gebracht en koppensnellen is er dan ook nog niet aan de orde van de dag. Het Mappigebied waar Frits en ik heen gaan wordt bewoond door twee stammen, de Jakai (soms Jaqai geschreven en voorheen ook Yahrai genoemd - ks) en de Aujoes (Awyu, Auyu - ks). De Jakai waren verwoede koppensnellers. Zij vormen een enclave in het Aujoegebied. Deze stam is meer vredelievend en ze zijn ook landbouwers. Het koppensnellen komt wel voor, maar sporadisch, meer als wraak.

In Kepi wordt eens in de veertien dagen de post gedropt. Ook is het mogelijk om te telegraferen met Merauke. Verder komt de patrouilleboot eens in de maand langs. Wij komen voorlopig bij de familie Cappetti in huis. Er is ook nog een arts, Dr. Koch, en een verpleegster en dan nog de Missie met enkele paters en nonnen. Frits Cowan heeft trouwplannen en wil zijn verloofde uit Nederland laten overkomen, maar dat zal nog wel even duren. Er zal een huis voor ons gebouwd worden zodat we op den duur zelfstandig zullen wonen.
In zuid Nieuw-Guinea werkt bijna uitsluitend de R.K. Missie, terwijl de zending meest op noord Nieuw-Guinea werkzaam is. In Merauke werden we uitgeleide gedaan door Resident Boendermaker en de bisschop Mgr. Tillemans. Voordat we in de straat Marianne bij het Frederik Hendrik eiland kwamen liepen we al helemaal vast in de modder. zodat we moesten wachten op de vloed voordat we verder konden gaan. De beide oevers zijn begroeid met dicht vloedbos. Grond zie je helemaal niet, het lijkt wel of de bomen zo in het water groeien op steltwortels. 's Nachts varen we door en we bereiken de volgende dag tegen vier uur Agats. De aankomst is zeer opwindend, de mensen zijn er nog volkomen in hun natuurlijke staat d.w.z. spiernaakt. De bestuurspost is pas sinds vorig jaar gevestigd. De missie zat er evenwel al langer. Aan de kant naast de steiger staan talloze Papoea's, geheel naakt en met versierselen om armen en benen, varkens- en hondentanden kettingen. Dolken van kasuaris been, schelpen om de hals en door de neus. Hoofdbanden van koeskoes-bont en een mooi bewerkt bot door de neus. Werkelijk een fantastisch gezicht. De
grond is veenachtig. De huizen staan op palen en zijn soms scheefgezakt in de zachte grond. is voor Nieuw-Guinea een dicht bevolkt gebied. De Asmatters zijn nog volkomen wild en gaan geregeld koppensnellen.
Er hangt een tros gesnelde koppen bij de politietangsi (kazerne), die in beslag genomen zijn. De Asmatters roeien staande in hun prauwen, waarvan de voorsteven vaak met mooi houtsnijwerk is versierd.
In de nabijgelegen kampong Sjoeroe werden we door de hoofdman Warsekomen en en enkele vrouwen ontvangen en mochten we om het vuur zitten. Ik pakte een dolk, gemaakt van een krokodillenkaak beet en die stonk zo verschrikkelijk, dat ik naderhand mijn handen haast niet meer schoon kon krijgen. Het was een fantastische ervaring om hier in het schemerdonker te zitten tussen de wildsten der wilden in deze wonderbare omgeving.
Jonge Asmatter met dolk van krokodillenkaak, Kampongrivier 1936. Foto: Lady Vera Delves Broughton
© The Trustees of the British Museum. (CC BY-NC-SA 4.0)
Piet van Dienst blijft hier nu alleen achter, daar controleur Scheele voor besprekingen mee gaat naar Merauke. We hebben wel met hem te doen.
Gelukkig is Kepi een grotere plaats en zijn daar meer mensen om mee om te gaan. We varen nu over de Arafoera zee en komen in de monding van de Digoel rivier. We slapen met ons zessen in de kombuis van de Tasman, boven op elkaar gepakt met onze bagage overal tussen ons in. We koken zelf van meegebracht voedsel uit Merauke. De controleursfamilie Cappetti uit Kepi gaan ook mee met de Tasman naar Merauke, zadat Frits Cowan en ik straks ook alleen daar achterblijven. Nol Hermans gaat nog door naar Mindiptanah en zal daar ook alleen achterblijven. We hebben twee opperhoofden uit Agats aan boord, die Merauke willen gaan zien. De een heeft alleen een jas aan en verder blote billen. Hij maakt voortdurend grappen maar we kunnen hem niet verstaan. Ze krijgen onze etensresten en die eten ze keurig met een lepel op. In Agats worden scherven van serviesgoed als sierraden om de hals gedragen en lege flessen zijn waardevolle voorwerpen We varen nu de Obarivier op, een zijrivier Q van de Mappirivier. Kepi ligt aan de Oba rivier. De omgeving doet haast denken aan de Utrechtse Vecht, echter zonder dorpjes en kerktorens. De bomen aan de oever weerspiegelen in het water. Later komen we in open terrein, grote rietvelden met opvliegende witte reigers.
We zullen nu snel in Kepi aankomen. De plaats ligt op een lage heuvel midden tussen de moerassen. De Papoea's lopen hier, evenals in Agats, spiernaakt rond. De vrouwen dragen rieten rokjes. De neuzen van de mannen zijn aan alle kanten doorboord. Er zitten mooie bewerkte stukjes been door en soms schelpen. Het is een raar gezicht, al die naakte mannen.
Bij aankomst is er nauwelijks tijd om het een en ander te regelen betreffende ons toekomstige werk. De Tasman moet weer verder en de familie Cappetti gaan mee. Frits en ik blijven in hun huis achter, een mooie stevige ijzerhouten woning met een zinken dak. Het heeft een prachtig uitzicht op de omliggende rawa's (moerassen). Ons eerste probleem is het huishouden, wat moeten we eten en waar vinden we drinkwater. Wie zal onze spullen wassen. Gelukkig is er een werkvrouw die ons op weg helpt. Het drinkwater wordt opgevangen van het zinken dak. Het regent maar niet dus de voorraad slinkt. Baden kunnen we met water uit de moerassen, maar dat is roestbruin. Het zendapparaat met Merauke functioneert niet goed. Het aggregaat is verouderd en geeft niet genoeg stroom om de accu's op te laden. We kunnen geen verbinding krijgen. Brood is hier niet te koop en de enige winkel is gesloten, want de Chinese tokohouder is naar Merauke. We gebruiken dus maar de blikjes die hier in huis staan. We moeten wennen aan de voortdurende stilte om ons heen en `s avonds het gezang en getrom van de Papoea's.
Ik was helemaal alleen thuis toen voor het eerst de post gedropt werd. Het vliegtuig kwam drie keer heel laag overvliegen en gooide de postzakken vlak voor het huis af. Heerlijk om goede berichten van thuis te ontvangen.
De Papoea's komen ons de gekste dingen aanbieden o.a. sagowormen, garnalen, krabben en allerlei vissoorten. Onze werkvrouw moet als tolk optreden en geeft ons raad hoe we met de mensen moeten omgaan.
De accu's van de zender zijn nu beter opgeladen en we trachten contact met Merauke te maken. Dit lukt nog niet goed, maar we hebben wel contact met Piet van Diest in Agats en hij zendt onze berichten door naar Merauke.
We eten voortdurend voedsel uit blik, de bevolking heeft sago en dat is voor ons niet zo aantrekkelijk. Vruchten zijn er ook niet, zo nu en dan eens een pisang. Als je hier weg zou willen dan kan dat alleen per prauw. Kepi heeft twee boten, een sleepbarkas de 'Japen' en een Holland launche de `Narcis'. De Narcis is met de oude bestuursassistent Maturbongs naar onbestuurd gebied. De Japen haalt hout en vervoert goederen naar Badé in het Ederahdistrict aan de Digoelrivier. Het opperhoofd van Kepi heeft een nogal rode huid en wordt de 'Rooie' genoemd. Hij heeft minstens zeven koppen gesneld. Alle ouderen hebben koppen gesneld en vertellen graag over die goede oude tijd.
Frits Cowan en ik gaan met de sleepboot Japen naar de hogerop aan de Obarivier gelegen bestuurspost `Masin', waar de bestuursassistent Maturbongs woont. Deze post is in de tweede wereldoorlog geopend (er is hier nooit Japanse bezetting geweest). In Masin staat een groot twee verdiepingshuis met ouderwetse Indische meubels. De vrouw van Maturbongs, een oude Keiese dame, ontvangt ons als vorsten. We krijgen heerlijk eten en slapen in bedden met prachtige witte klamboes. Een hele lange overdekte steiger leidt over het moeras naar de heuvels met vaste grond.
Deze oude bestuurspost zal binnenkort opgeheven worden en dan moet de daar gevestigde politie, met alles wat daarbij hoort, d.w.z. vrouwen, kinderen maar ook de gevangenen overgebracht worden naar Kepi. De Japen wordt daarom voor de terugtocht boordevol geladen met mensen, huisraad, kippen, varkens, planten, honden en loeries (een soort papegaai). Maturbongs zelf kwam juist terug van zijn tournee uit onbestuurd gebied, nl. de Citaks die wonen aan de Wildemanrivier, om hen te verbieden koppen te snellen in bestuurd gebied. Dit was nl. nog niet lang geleden gebeurd, er waren toen vier mensen gesneld.
De familie Cappetti is terug uit Merauke en Frits en ik zijn verhuisd naar een eigen onderkomen. Deze woning is nog niet helemaal klaar maar er zit al wel een dak op. Gelukkig bracht de Tasman ook onze spullen uit Hollandia mee, zodat we ons een beetje kunnen inrichten. Ons huis heeft geen ramen, alleen luiken, die je naar boven kunt openklappen. Het heeft de laatste tijd gelukkig veel geregend, zodat we genoeg drinkwater hebben en ook nog kunnen mandiën (een bakje water over je heen gooien bij wijze van douche). We eten nu 's middags een warme maaltijd bij de familie Cappetti. `s Morgens en 's avonds knoeien we zelf wel wat. Soms brood, ook van de familie Cappetti die dat zelf bakken, soms eten we pap of bruine bonen met spek uit blik. Nog voordat de Tasman vertrok kwam hier de `Seremoek', het wervingsschip van de NNGPM (Ned. Nieuw-Guinea Petroleum Mij.) uit Sorong. Deze bracht veertig Mappi-jongens terug en probeert weer veertig anderen aan te werven. De belangstelling hiervoor is zeer groot. Alle jonge mensen willen graag wat van de wereld zien om dan later met rijke buit weer naar huis te keren. Ze bezitten dan kleding, bijlen en messen en ze leren ook een beetje Maleis spreken. Ieder dorp levert enkele mannen, die vervolgens medisch gekeurd worden door Dr. Koch. We hebben twee keer op de Seremoek gegeten en dat smaakte bijzonder goed.
Ik moet de gevangenen van Kepi, de orang boei, aan het werk zetten. Sloten graven, wegen aanleggen en ophogen. Velen van hen hebben koppen gesneld, anderen zitten er om vrouwenkwesties. 's Morgens komen twee agenten met zo'n vijftien gevangenen zich bij mij melden. Verder moet ik zorgen dat er in Kepi genoeg voorraad van goederen aanwezig is om in de eerste behoeften te voorzien.
Volgende week zullen er tuinfeesten gevierd worden aan de Nambiomenrivier (Nambeomon - ks). Er komt een filmploeg voor het Nederlandse nieuws journaal en ook resident Boendermaker uit Merauke zal aanwezig zijn. Daar Frits Cowan al eens op tournee is geweest mag ik nu met mijnheer Cappetti mee. Het Nambiomengebied ligt zuidelijk van Kepi en is iets verder ontwikkeld omdat er eerder missionarissen met hun beschavingswerk zijn begonnen. In de kampong Katan heeft men nieuwe klappertuinen aangelegd en het is de bedoeling dat bij het gereedkomen er een tuinfeest gehouden wordt.
Op dit feest mogen de Papoea's dan hun oude feestdansen opvoeren zodat niet alles van hun eigen cultuur verloren gaat. Ook wordt hun houtsnijkunst aan schilden, roeispanen en speren tentoongesteld. Dit gebied werd door de bekende pioniers, de paters Meuwese en Verschueren geopend. Deze paters ontdekten zelfs een rivier die nog niet op de kaart voorkwam. Het werd de Koningin Juliana rivier, omdat het juist de dag was van de inhuldiging van Koningin Juliana nl. 31 augustus 1948.
Voordat we vertrokken met de Narcis werd er nog post gedropt en ik dank de familieleden voor alle berichten. In het donker ontmoetten we op de Oba rivier de Tasman, die van Agats kwam met resident Boendermaker en een filmploeg onder leiding van de heer Denninghoff-Stelling. Ook mijn collega Piet van Diest bevond zich aan boord. Hij was al weer overgeplaatst naar Merauke.
Met drie prauwen voeren we nu naar de Nambiomenrivier, zo'n prauwtocht lijkt eindeloos. Je zit tegen je bagage geleund in een uitgeholde boomstam en je moet in het begin je best doen om je evenwicht te bewaren. Na ongeveer zes uur prauwen kwamen we in Jatan aan. Hier wachten de feestgangers uit Katan ons op en we voeren verder te midden van een aaneengesloten groep van prauwen, terwijl de Jakai Papoea's, die prachtig opgesierd waren met veren van paradijsvogels en papegaaien, op hun tifa's (trommels) sloegen en dansten en zongen. In Katan werden we door de gastheren met wilde dansen ontvangen. Ook werd het Wilhelmus door schoolkinderen gezongen voor de resident. Enkele Papoea-meisjes dansten Keiese en Ambonese dansjes die ze van hun Goeroes geleerd hadden.
De volgende morgen naar de nieuwe tuinen waar de klappers geplant zouden worden. Weer in een aaneengesloten vlot van prauwen trokken we er zingend en dansend heen. Hier werd een mis opgedragen door de hoofdpastoor van Kepi, Pater Schuur, en werden de klappers gezegend. Na het zegenen een maaltijd en daarop werden de klappers geplant. De dag daarop weer terug naar Kepi, eerst naar de Oba rivier, waar de Tasman en de Narcis ons opwachtten en ons respectievelijk naar Kepi en Merauke terugbrachten.
Morgen ga ik mijn eerste zelfstandige tournee maken naar Badé aan de Digoel rivier in het Ederah district. Dit is een gebied van de onderafdeling Mappi; Er wonen Aujoes met een andere taal dan de Jakai van Kepi. De Aujoes zijn meer landbouwers terwijl de Jakai grote vechtersbazen zijn en ook koppersnellers. Misschien wordt Badé mijn toekomstige standplaats terwijl Cowan zich meer op het Obadistrict zal toeleggen.
Badé is de eerste plaats aan de monding van de grote Digoelrivier. Dit is een soort doorvoerhaven voor Kepi, Tanah Merah en Mindiptanah. Het plaatsje stelt nog niet veel voor, maar het achterland moet prachtig zijn. Daar stromen de riviertjes de Bamgi en de Ia door een vruchtbaar landschap, geschikt om tuinen aan te leggen, waar klappers, cacao en koffie zouden kunnen worden aangeplant. Ons bootje is vol met levensmiddelen voor de politie en allerlei kisten van Dr. Koch, die een groot tournee door dit gebied zal maken. In de Kawarga, een verbindingsrivier tussen de Digoel en de Mappirivier moeten we rekening houden met een geweldige stroming, de Kepala Aroes of Hoofd der Stromen. Vooral bij springvloed is er een enorm verschil tussen eb en vloed en komt een verwoestende golf de smalle doorgang van de Kawarga binnen, soms meters hoog. Deze stroom is zeer gevreesd en er wordt door de schipper rekening mee gehouden, vooral nu het volle maan is. We wachten stilliggend de Kepala Aroes af en het viel nogal mee. Daarna konden we verder naar Badé.
Ik moest in Badé een houtzagerij controleren, doch het bleek dat de zagerij al opgedoekt was en de leider per prauw naar Kepi was vertrokken.
De hulp Bestuursassistent Ladamay was niet aanwezig en ik besloot hem te voet tegemoet te gaan. Overal werd ik bijzonder hartelijk door de goeroes of onderwijzers ontvangen en het Wilhelmus werd zelfs voor mij gezongen. Met de HBA Ladamay kwam ik in Badé terug en kon ik hem de vragen van Cappetti overbrengen. Terug naar Kepi over de Digoel rivier. Ik heb nog nooit zo'n grote rivier gezien. Badé zal later wel een belangrijke doorvoerhaven worden.
Een groep Papoea's uit Biak die hier in Kepi als bouwploeg werken, willen graag een Protestants kerkje bouwen. Daar schijnt de Missie bezwaren tegen te hebben. Ik vind dat zij ook recht hebben op een eigen kerk en wil hen een beetje steunen. De Missie heeft de Jakai bevolking van Kepi verboden om te helpen bij de bouw van het Protestantse kerkje en men mag ook geen hout of ander materiaal leveren. Ondanks deze tegenwerking is de kerk nu bijna klaar en kan het gebouwtje met kerstmis in gebruik worden genomen.
Frits Cowan heeft een verzoek ingediend om zijn verloofde over te laten komen uit Nederland. Er moet dan huisvesting zijn en Frits moet in vaste dienst treden bij het gouvernement.
Er zal hier in Kepi een landbouwtrainingscentrum gebouwd worden en er wordt al van alles geregeld voorafgaand aan de bouw. Het terrein wordt opgeknapt en schoongemaakt. Er zullen hele gezinnen een soort landbouwopleiding krijgen, zowel voor de Jakai stam als ook voor de Aujoes.
Daar Frits en ik nog steeds bij de familie Cappetti eten, hebben we daarover geen zorgen en het is uitstekend. Meestal rijst met boontjes die hier in de tuin groeien. Vlees, soms kip of babi (wild zwijn) of vis en verder alles uit blik. Als verse groente eten we kangkoeng, een soort spinazie die in het moeras groeit. Verder oebi en kladi, een soort zoete aardappel, die best lekker klaargemaakt kan worden. Als toetje vaak banaan of papaja met djeroek sap (een soort citroen). Voor 's middags nemen we brood mee, wat bij de Cappetties zelf gebakken wordt in een soort ton.
Met kerstmis was er een dienst in het juist klaargekomen Protestantse kerkje. De dienst werd geleid door een Tidoresche politie-commandant. Na de dienst hebben we gegeten met de Biakse bouwploeg.
Tussen kerst en nieuwjaar 1955 met Cappetti naar de kampongs Rep, Enem, Kogo en de Miwamon rivier. Deze vormt de verbinding tussen de Obarivier en de Wildemanrivier, die weer doorstroomt naar de Eilanden rivier in het Asmatgebied. In Wanggate liet Cappetti alle mensenpijlen bij zich brengen en deze werden ter plaatse vernietigd. Deze kampongs liggen nl. aan de rand van onbestuurd gebied en de bevolking staat in nauw contact met de Citaks. Dit is een stam verwant aan de Aujoes, die hier de Orang Oetans of bosmensen worden genoemd. Hier gaat alles nog zoals in vroeger tijden en hoor je soms verschrikkelijk verhalen. Bv. dat ze een kind hebben gekocht en dat geslacht en opgegeten hebben.
De Jakaistam vormt een enclave in het Aujoegebied, het zijn oorlogsvoerders en koppensnellers, terwijl de Aujoes vreedzamer zijn en leven van hun sagotuinen en visvangst. Ook de taal van deze twee stammen is zeer verschillend evenals hun zang en dans. Om de mensen een nieuw levensdoel te geven nu het koppensnellen en de daarbij behorende feesten verboden zijn, is hier een landbouwtrainingscentrum in aanbouw. Hier zullen straks hele families onderricht krijgen in het aanleggen van tuinen. Vooral de klapper en de cacao aanplant zullen worden gestimuleerd, daar de prijzen op de wereldmarkt voor die producten redelijk goed zijn. We trachten dus de aanleg van tuinen zoveel mogelijk te bevorderen. Er wordt nu ook een definitieve woning voor Frits en mij gebouwd. Maar omdat Frits trouwplannen heeft, zal die woning wel voor hem worden en zal ik eerst bij hen inwonen tot ik naar Badé ga. Ik probeer moeite te doen bij de missie opdat de kinderen van de Biakse bouwploeg naar school kunnen, ze werden tot op heden niet toegelaten omdat ze Protestants zijn. De groep Biakkers wordt geweerd zodat de juist bekeerde Jakai mensen niet besmet worden met Protestantse ideeën.
Ik heb bericht van de familie Terlaak uit Hollandia en begrijp daaruit dat de textielverkoop niet loopt zoals ze dat gedacht hadden. Ik denk er wel over om over drie jaar als mijn contract bij het gouvernement is afgelopen, eerst een jaar bij de N.V. Twenthe in Hollandia te gaan werken. Het liefst zou ik meteen met Thomas op de strip bij Sentani met een boerenbedrijf beginnen, maar daar is nog geen geld voor en dat moet eerst verdiend worden met de verkoop van textiel. Ik hoop maar, dat Terlaak het deze jaren nog vol zal houden.
Frits Cowan heeft toestemming gekregen om te trouwen omdat zijn verloofde op eigen kosten naar Nieuw-Guinea wil komen. We zullen dus nog een bruiloft krijgen.
Een inspecteur van de mobiele politie Jansen, die ongeveer een maand in Agats heeft doorgebracht om daar te zorgen voor meer rust onder de bevolking kwam langs in Kepi. Hij vertelde dat in het Amatgebied nog beestachtig gesneld wordt en dat er niet met kracht tegenop getreden mag worden. Het beleid is, dat er met de bevolking onderhandeld moet worden. Deze mensen begrijpen dat echter niet en gaan rustig door met hun oude adat (gewoonten) het koppensnellen en alle feestelijkheden die daarbij horen. De inspecteur kwam via de Wildemanrivier en de Miwamon naar Kepi. Deze doorsteek door onbestuurd gebied wordt nu herhaaldelijk gebruikt, zodat het lijkt alsof Kepi en Agats dichter bij elkaar komen te liggen. Mijn collega Bert van der Voort zit nu in Agats. We weten eigenlijk niets van hem af. In het Asmatgebied zit een voor Nieuw-Guinea begrippen vrij dichte bevolking. De kampongs zijn veel groter dan in het Mappigebied, vaak meer dan duizend personen per dorp.
De aanlegsteiger van de bestuurspost Agats Zuid-Nieuw-Guinea 1955. Kantoor voor Voorlichting en Radio Omroep Nieuw-Guinea. Publiek Domein.
In januari 1956 ga ik met mijnheer Cappetti met de Eendracht naaf Badé. Daar blijkt dat de HBA Ladamay op tournee is naar een tuinfeest in Chobeta. In Badé is een bouwploeg gearriveerd voor de aanleg van een nieuwe steiger, onder leiding van de heer Hienekamp. Er moet nu een geschikte plaats voor de nieuwe steiger gezocht worden en daar de bewoners van Badé reeds verschillende keren gezegd hebben dat zij een betere plaats weten voor een nieuwe kampong, moeten wij deze plaats eerst gaan bekijken. Ik ga dus met de hoofden, kepala kampongs van Badé en ook de heer Hienekamp naar deze nieuwe plaats, die hoger aan de Digoel is gelegen.
Het lijkt inderdaad een zeer geschikt terrein. Lage heuvels met droge grond dichtbij de rivier en een goede verbinding met het achterland. Het lijkt een goed idee om de nieuwe steiger op deze plaats te bouwen.
Teruggekomen in Badé blijkt HBA Ladamay te zijn thuisgekomen met het bericht dat op de grens van het bestuurde gebied dichtbij de Mappirivier, bij de Gopogosi, een vrouw zou zijn gesneld door nog onbekende daders. Er moet onmiddellijk een patrouille uitgezonden worden om een wraakmoord te voorkomen en om de rust in dat gebied te herstellen. Ladamay zal er weer naartoe gaan. Plotseling is er consternatie in Badé, een huilende vrouw komt in een prauw over de Digoel aanvaren en vertelt dat haar man door een krokodil was gegrepen toe hij zijn voeten waste. Hij was meegesleurd onder water, had nog geschreeuwd en daarna was er niets meer vernomen. De verslagenheid was groot. Een groep jonge kerels werd naar de plaats des onheils gestuurd maar zij konden er niets meer uitrichten.
Met mijnheer Cappetti bezocht ik vervolgens de kampongs aan de Bamgi en de Iarivier. In ieder dorp werden vergaderingen gehouden en alle plaatselijke problemen werden met de stamoudsten besproken en rechtzaken werden afgehandeld.
Ik had veel bewondering voor mijn baas Cappetti, zoals hij deze dorpsvergaderingen leidde. Er werd druk geredeneerd door de oudere mannen in hun eigen taal en alles moest door tolken worden vertaald. Mannen met ringen door hun oren en stokjes door hun neustussenschot. Het leken wel de aartsvaderen uit het Oude Testament en meestal hadden ze ook nog bijbelse namen. De kampong Choromé wilde verhuizen om dichter bij hun sagotuinen te wonen. Men dacht erover om naar de Mappirivier te verhuizen en daar samen met de Sinoes van de Jakaistam de kampong Tagaimon te herbouwen, waar ze vroeger ook gewoond hadden. Er zou dan een mogelijkheid zijn om daar een school voor hun kinderen te openen.
Wij zijn met de stamhoofden naar de plaats Tagaimon gelopen en hebben 's nachts in een bivak overnacht. Aan de Mappirivier gekomen ontmoetten we een oude krokodillenjager, Jacob Ezau, die reeds lang op deze plek woonde. Ook de Sinoes uit het Jakaigebied hadden zich hier reeds gevestigd en voelden veel voor het plan om met de bewoners van Choromé samen te gaan wonen om op die manier in aanmerking te komen voor een onderwijzer.
Van Tagaimon naar Okoto was het ongeveer twee en een half uur lopen, het pad was bijna dichtgegroeid. Ook hier werden nieuwe huizen gebouwd en behoorlijke tuinen aangelegd. Kampongvergaderingen en rechtszaken geregeld. Een oud vrouwtje vroeg wanneer haar zoon terug zou komen uit Sorong, zij ging haast dood van verlangen naar hem. We hebben haar moed ingesproken want binnenkort komen de contractanten van de NNGPM weer naar huis met kostbare goederen uit Sorong en Steenkool.
Terug in Badé werd nog een vergadering gehouden voor alle kamponghoofden en kampongoudsten uit het hele Ederahdistrict. Voor de vergadering werd tabak uitgedeeld, zodat iedereen zich tevreden voelde. De vergadering werd door de HPB Cappetti geopend, er werd in de eerste plaats gewezen op het belang van het aanleggen van tuinen. Dit ook in verband met het nieuwe landbouwtrainingscentrum in Kepi, waar ook de Aujoes uit dit district een opleiding zouden krijgen. Ook werd er gepleit voor vaste woonplaatsen, zodat men niet steeds van de ene plaats naar de andere trekt, zoals dat vroeger gebruikelijk was. Verder werd geadviseerd om ook jonge sago aan te planten opdat ook aan de voedselvoorziening in de toekomst wordt gedacht. Ieder dorp kreeg een taak toegewezen onder andere huizenbouw, aanleg van tuinen, prauwen maken en helpen met houtzagen voor de nieuwbouw in Badé en Kepi. `s Avonds kwam Ladamay terug van zijn patrouille naar Gopogosi. Helaas was de moord reeds gewroken op een waarschijnlijk geheel onschuldige kampong. De man van de vermoorde vrouw was er namelijk met enkele vrienden op uit getrokken en had een man uit het dorp Chako gepijld en doodgestoken. Enkele verdachten had Ladamay meegenomen voor verdere ondervraging. De hele geschiedenis was nog niet erg duidelijk, er zou opnieuw een patrouille naar het onbestuurde gebied moeten worden uitgezonden.
Een tournee van bestuursambtenaren (Capetti, Boendermaker, Jannink) door het Mappi-gebied voert voor het grootste deel over het water. Zuid-Nieuw-Guinea, oktober 1955.
Nationaal Archief Publiek Domein
In februari 1956 wordt het vijftig jarig bestaan van de missie in Nieuw-Guinea herdacht. Gisteren is Mgr. Tillemans uit Merauke feestelijk door de bevolking van Kepi ingehaald. De bisschop werd met prauwen ingehaald, zoals vroeger de Jakaibevolking van hun sneltochten huiswaarts keerden. Alle prauwen tegen elkaar aan zodat een groot drijvend vlot ontstaat, daarbij feestgezang en tromgeroffel en het geluid van snelhoorns. Hier tussenin stond Mgr. Tillemans die vervolgens aan de wal ingehaald werd door de overige pastoors en nonnen en ook door het bestuur, de Cappetties, Cowan en ik, zodat de goede samenwerking tussen de missie en bestuur werd benadrukt. Het landbouwtrainingscentrum zal nu officieel door Mgr. Tillemans geopend worden. De plaats in het bos is opengekapt en men is bezig gebouwen op te zetten waar hele gezinnen uit het Mappigebied, zowel van de Jakai als van de Aujoestam, landbouwonderricht zullen krijgen. Er is voor dit project een speciale landbouwambtenaar aangetrokken, die binnenkort met zijn gezin naar Kepi zal komen. De tuinaanleg geschiedt als volgt; eerst wordt het oerbos gekapt en verbrand en daarna worden er op de vruchtbare humusgrond zoete aardappelen, oebi en ldadi, mais een boontjes geplant. Later wor-den de klappers aangeplant en ontstaan op die manier mooie klapperarealen. Mijn collega Frits Cowan gaat begin april trouwen. Zijn vrouw zal dan in Kepi zijn en ze zullen voorlopig in dezelfde woning trekken, waar ik ook woon. Ik verheug mij er niet erg op, er is totaal geen privacy en ik hoop dat ik dan naar Badé overgeplaatst zal worden.
Half maart ga ik nog met Cappetti naar Badé en we zullen trachten de koppensnellers, waar Ladamay achteraan zat, te pakken te krijgen. Eerst was er een vrouw en haar kind van de Gopogosi gesneld en vervolgens als wraak een man van de Chakogroep, die echter niets met de eerste moord te maken had. Juist voor ons vertrek horen we van Ladamay dat er weer vijf koppen zijn gesneld bij de Gopogosi als wraak op de vermoorde Chakoman. Met achttien dragers trekken we naar het onbestuurd gebied. Eerst per prauw door gebied wat al onder bestuur is gebracht langs de kali Ia. Vervolgens te voet verder door de sagomoerassen met scherpe doorns en vol bloedzuigers. Eerst komen we in dorpen waar al wel contact is gelegd door de missie, n.l. pater Vriens. Men is daar zeer ongerust over de verhalen van de snelpartijen in het achterland.
De kampong Moppio is de laatste plaats waar we nog een catechist of godsdienstonderwijzer vinden. Hij heeft van zijn huis een soort versterkte vesting gemaakt met palissaden. We zijn nu aan de rand van het gebied waar ooit missie of bestuur is doorgedrongen. We trekken verder om de Chakogroep te zoeken. Reeds in de middag komen we door verlaten dorpen, waar klimplanten de huizen overwoekeren. Het gaat regenen en we komen weer in sagomoerassen terecht. Pas tegen het donker vinden we een geschikte plaats om te bivakkeren. De volgende morgen al weer vroeg op pad. We volgen en vers mensenspoor, wat door een van de agenten is ontdekt. Dit spoor leidt inderdaad naar een pad. Tegen acht uur in de morgen horen onze gidsen en dragers geluiden van tromgeroffel en nu we goed luisteren kunnen wij het ook horen. We zijn dus op het goede spoor. Om negen uur horen we stemmen vlakbij ons en blijven we doodstil gehurkt zitten. Men heeft ons nog niet in de gaten en we zijn al vlakbij het dorp. We kunnen het dorp goed zien liggen daar er omheen alle begroeiing is weggekapt. Een groot mannenhuis staat in het midden en daarom heen verschillende vrouwenhuizen. Er is ook een hele grote boomwoning, misschien wel twaalf meter hoog, die het gehele dorp domineert. Iedereen is nog rustig aan zijn werk, mannen en vrouwen zitten voor hun huizen en een klein kind loopt spelend het pad af en verdwijnt in de bosjes. Cappetti maakt met enkele agenten een omtrekkende beweging om het dorp van twee kanten te belagen, dan denken enkele van onze agenten dat ze gezien zijn en gaan op het dorp af. Grote consternatie, de mannen beginnen te schreeuwen en grijpen naar hun speren en pijl en boog. Vrouwen gooien hun grasrokjes af en vluchten het dorp uit. De mannen blijven op pijlafstand staan en stoten gezamenlijk gehuil uit en beginnen te tandakken (rituele dans) aan de rand van het oerwoud. Pijlen en speren vliegen ons rakelings om de oren.
Onze tolk probeert contact met de mannen te maken. Hij toont tabak en bijlen en vraagt of iemand met ons wil onderhandelen. Er komen mannen naar voren en er wordt gevraagd naar de gesnelde koppen. Een van onze agenten had gezien dat er een paar koppen door de vrouwen op de vlucht werden meegenomen. Een oude man, die onder de schurft zat, bleek een belangrijke gesprekspartner. Al spoedig werden de twee gesnelde koppen ingeleverd bij controleur Cappetti. Die vroeg ook meegebracht. Later werd er nog een er waar de ontbrekende kaken zich bevonden en deze werden kop uit de hoge boomwoning naar beneden gebracht.
Ik wilde zo'n boomwoning ook wel eens beklimmen. Het was spannend om langs ingekerfde treden naar boven te klimmen, maar het lukte. De terug weg viel echter tegen omdat je dan diep naar beneden kijkt.

Diapositief Anthony van Kampen
Er werd nu met de dorpsoudsten onderhandeld over de toedracht van de snelpartij. De daders blijken echter niet aanwezig of onvindbaar.
HPB Cappetti stelt nu de eis dat de kampong Chako twee varkens en twee kinderen aan het benadeelde dorp Gopogosi moet uitleveren terwijl er tevens bijlen en messen voor dit dorp worden gevraagd. Men wil niet op deze eisen ingaan en na enkele bijlen en messen te hebben ingeleverd trekken de mensen zich terug in het oerwoud.
Toch moet er gestraft worden en er wordt besloten enkele huizen in brand te steken en enkele varkens en honden dood te schieten. De achtergelaten schilden worden op een rij gezet en daarop wordt geschoten om de mensen te laten zien wat de uitwerking van een geweer betekend. Hierop trekken wij verder en lopen nog drie dagen door de bossen en sagomoerassen om te zoeken naar eventuele andere dorpen. We vinden alleen oude en vervallen dorpen vaak met een dubbele omheining.
Vervolgens keren wij terug naar Moppio en we waren blij dat deze strafexpeditie geëindigd was. Uit de verhalen van de bewoners van Moppio bleek dat de daders van de snelpartij op dit moment hier aanwezig waren. Om nu toch deze mensen te pakken werd een list verzonnen. We zouden die avond een feest geven omdat we goed teruggekomen waren. Het werd meteen een verzoeningsfeest tussen ons en de Papoea-bevolking. Onder het dansen zou het dorpshoofd de schuldigen aanwijzen. Dezen zouden vervolgens omsingeld worden door politieagenten en daarop gevangen genomen. Op dat moment zou de politie in de lucht schieten om verwarring te stichten zodat de gevangenen niet zouden ontsnappen. De opzet gelukte volgens plan. De daders werden gepakt en hoewel iedereen ontzettend was geschrokken van het geweersalvo, bleek men toch ook opgelucht dat de daders nu gepakt waren en mee moesten naar de gevangenis in Kepi.
Voor ons vertrek moesten de agenten aantreden voor de afmars en dat maakte veel indruk. Rustig zakten we vervolgens de Ederahrivier af om vervolgens over de Digoelrivier weer in Badé aan te komen en vandaar met ons motorbootje terug naar Kepi, waar we juist voor Pasen aankwamen. Hier was juist lesje, de verloofde van Frits Cowan met de Tasman aangekomen en de jongelui wilden zo snel mogelijk trouwen. Na hun huwelijk zal ik zo snel mogelijk weer naar Badé gaan om de werkzaamheden voor de bouw van de nieuwe steiger te leiden en om voorbereidingen te treffen voor de bouw van een nieuwe plaats.
De bruiloft van Frits en Iesje was zeer gezellig en mevrouw Cappetti en ik waren getuigen. Ondertussen logeer ik zolang bij de politieinspecteur Struby, daar zijn vrouw voor medisch onderzoek naar Hollandia is.
Op de bruiloft waren alle Europeanen van Kepi bijeen en speelde de hele ceremonie zich af in het huis van de familie Cappetti.
Morgen ga ik naar Badé en ik ben daar de enige blanke. Vier uren verderop woont pastoor Vriens in het dorpje Homlikja. Ik neem al mijn spullen mee, hoewel mijn verblijf daar slechts tijdelijk zal zijn. Ik verheug mij op mijn nieuwe werk, de opbouw van een nieuwe havenplaats aan de Digoel.
Uit '10 jaar pionieren in Nederlands Nieuw-Guinea' van Bert Jannink. De periode Badé :
Badé (april 1956 - november 1956)
Sinds enkele dagen zit ik nu als enige Europeaan hier in Badé. Pastoor Vriens uit Homlikja aan de Iarivier woont hier twee uur lopen en drie uur prauwen vandaan. Hij heeft dit gebied geopend voor de R.K. missie en tracht nieuwe welvaart te brengen door de landbouw te stimuleren. De Aujoebevolking is ijverig en de grond is voor Nieuw-Guinea begrippen niet slecht.
HBA (Hulp Bestuursambtenaar) Ladamay is naar Merauke omdat zijn moeder daar juist is overleden. Hij heeft de kas, die gewoonlijk aan de politiecommandant wordt overgedragen, meegenomen zodat ik zonder geld zit.
Verder wordt hier verteld dat Ladamay een kind heeft verwekt bij de vrouw van een onderwijzer uit het dorp Kunebi. Zoiets wordt hier door de bevolking niet geaccepteerd en er wordt verwacht dat Ladamay overgeplaatst zal worden.
Ik ben hier door alle mensen bijzonder hartelijk ontvangen en ze brengen dagelijks vlees of vis. Ik eet nu 's morgens havermoutpap en 's middags rijst met vis of groente. Verder heb ik een kist vol bruine bonen met spek. Maar daar eet je je al snel in tegen (alle dagen bruine bonen is lang zo lekker niet). De hele mannelijke bevolking van het Ederahdistrict is naar Badé gekomen om te helpen om de nieuwe plaats Badé open te kappen. Het oerwoud is grotendeels al gekapt en een gedeelte van de nieuwe steiger is gereedgekomen. De plaats voor de nieuwe goederenloods moet worden opgehoogd, want de uiterwaarden van de Digoel lopen met springvloed onder water. We hebben daar het terrein ongeveer vijftig cm. opgehoogd met klei uit de rivier. Ik hoop maar, dat men mijn snelle aanpak goedkeurt in Kepi en Merauke. Het werd ook wel tijd dat er begonnen werd. De steiger in het oude Badé is al ingestort en de oude goederenopslagloods lekt en kan niet worden afgesloten. Ondertussen komen er verschillende schepen langs die gelost en geladen moeten worden voor Kepi, Tanah Merah en Mindiptanah.
Ik hoop dat ik hier officieel zal worden geplaatst zodat ik de grondslagen kan leggen voor de eerste havenplaats aan de Digoel.
HBA Ladamay is weer terug uit Merauke en omdat ik in zijn huis bivakkeerde, moet ik nu verhuizen naar de politie tangsi (kazerne). Dit is nog een heel primitief gebouw opgetrokken uit gaba-gaba (palmnerven) wanden en atap (palmblad) dakbedekking. Daarbij is het gebouw oud en gammel en het lekt op verschillende plaatsen. Het washok en de w.c. zijn heel primitief zodat ik me meestal ga wassen bij de oude steiger aan de Digoel. Zwemmen kan echter niet vanwege het gevaar voor krokodillen.
Ondertussen geen enkel bericht uit Kepi om mij te berichten of ik door kan gaan met mijn werk en dat is erg vervelend. Ik ga ook regelmatig op tournee in het achterland en bezoek de dorpen aan de Bamgi en de Iarivier om de bevolking te stimuleren met hun werk aan de tuinen en ook om hun MI onderlinge problemen op te lossen. We nemen dan grote blikken met voedsel mee, zoals rijst, melk, koffie, vlees en groente. Op zo'n tocht wordt het eten klaargemaakt door een Papoea-politieagent, die meestal meegaat. Wassen en vuile kleren is meestal wel een probleem en daar komt weinig van terecht. Je loopt dagenlang in dezelfde stinkende kleding en 's avonds trek je wat aan wat droog is. De volgende dag weer de oude vieze plunje aan, want als je iets anders aantrekt is het 's avonds ook weer nat en vies.
Ik moet verschillende moeilijke kwesties oplossen, vaak zedendelicten, die hier streng gestraft worden. Vroeger zelfs door de daders dood te pijlen. Nu is de zwaarste straf mee naar de gevangenis in Kepi. Men keert dan echter na de straf huiswaarts met kleding en bijlen of messen, die men in de gevangenis heeft verdiend.
Er is ondertussen alweer zoveel gebeurd dat ik het zelf haast niet kan geloven. Ik kwam juist terug in Badé na een tournee langs de Iarivier en wilde me baden bij de steiger, toen ik opeens lichtjes in de verte over de rivier zag aankomen en ik dacht dat de Tasman of de Carstens in aantocht was. Ik moest mij dus snel aankleden voor eventueel bezoek. Toen ik daarmee klaar was leek het alsof het wervingsschip van de NNGPM, de Seremoek, in aantocht was. De Papoea's werden al onrustig en dachten dat de contractanten uit Sorong thuiskwamen en begonnen te zingen en te trommen. Het bleek echter niet de Seremoek, maar de Kaitero van de NNGPM te zijn, die hier voorlopig in Badé gestationeerd wordt voor onderzoek naar olie en aardgas in zuid Nieuw-Guinea. Badé wordt voorlopig hun basisstandplaats.
De volgende morgen wordt er onmiddelijk begonnen met de bouw van enkele goederenopslagloodsen op de plaats bij de nieuwe steiger. Er wordt met zestig man gewerkt en alles gaat ongelofelijk snel. De oliemaatschappij heeft een eigen winkel en een ziekenverpleger en er zal binnenkort een watervliegtuig op de Digoel voor Badé landen.
Ondertussen heeft Ladamay bericht ontvangen van overplaatsing naar Tanah Merah en zal de BA (Bestuursassistent) de Ambonnees Leasiwal naar Badé komen. Voor mijzelf geen enkel bericht en ik ben benieuwd of ik mag blijven met deze drukte. Alle onderhandelingen met de petroleummaatschappij komen op mij neer omdat de bestuursassistenten geen Nederlands spreken en ik ben straks de enige van het bestuur die het Ederandistrict en zijn mensen kent.
Ik ben naar Kepi geweest voor overleg met HPB Cappetti en deze gaat gelukkig akkoord met mijn plannen voor het nieuwe Badé en we zullen nu zo spoedig mogelijk beginnen met de bouw van drie huizen en een voorlopig onderkomen voor de politie. Ik leef in een roes van opwinding en zal mijn tien-jaren-plan reeds in korte tijd worden gerealiseerd.
Via de radiozender van de NNGPM hoorden we dat er in het Asmatgebied in de kampong Ajam achtentwintig koppen waren gesneld (zie de Ajam affaire - ks) van hun aartsrivaal de kampong Jipajer. De snelpartij vond plaats onder de ogen van bestuur, missie en de Amerikaanse zending. Dezen zouden echter niets van de snelpartij hebben gemerkt. Controleur Scheele zal nu worden overgeplaatst en er is een nieuwe HPB Thooft met een watervliegtuig aangekomen om de orde te herstellen. De schrijver Anthony van Kampen is ook met dit vliegtuig meegekomen en hij zal ook Kepi en Badé bezoeken. De familie Cappetti gaat eind augustus met verlof naar Nederland en de controleur van de Tanah Merah, Moll, zal de hele onderafdeling Mappi naast zijn eigen onderafdeling besturen, tot de Cappetties weer terug zijn van verlof.
Het is hier in Badé nu een drukte van belang. Er liggen wel tien schepen voor de steiger. Ook het wervingsschip, de Seremoek, kwam terug met contractanten uit Sorong die daar anderhalf jaar gewerkt hadden. Ik zag de ontmoeting tussen deze jonge kerels en hun ouders en dat was een ontroerend gezicht. Oude vrouwen met grasrokjes en mannen met pinnen door de neus en oren, die zich snikkend op de grond wierpen van vreugde. De jonge kerels, goed gekleed maar verlegen wisten zich geen raad met hun houding.
Er liggen vijf of zes Mappibootjes aan de steiger, ongeveer zo groot als onze Narcis, waarmee de men-4 sen van de NNGPM op stap gaan voor hun bodemonderzoek. De petroleummaatschappij helpt mij ook met het opzetten van de nieuwe goederenloods voor het gouvernement in het nieuwe Badé en ik wordt ook bij hen uitgenodigd om mee te eten. Ik vind dat zo lekker dat het water me in de mond loopt.
De bestuurswisseling van Ladamay en Leasiwal zal binnenkort plaatsvinden en dat geeft best veel problemen.
Ik ben weer naar de Boven Ederah geweest, naar het gebied waar ik met Cappetti de koppensnellers van de Chako en de Gopogosi bezocht. De rust in dat gebied is teruggekeerd, men bouwt aan een nieuwe kampong en men wil graag een catechist (godsdienstonderwijzer). Ik vind het tourneren prettig en eet nu met de bevolking sago en sagolarven, soms zwartgeblakerd vlees van alle mogelijke dieren. Laatst zelfs van een krokodil.
Ik hoorde van vader, dat Brouwer, de directeur van de TBF (Twentse Bedrijfskleding Fabriek) Oldenzaal naar Hollandia zal gaan om de jonge N.V. Twenthe nieuw leven in te blazen. De heer en mevrouw Terlaak zijn er kennelijk niet in geslaagd om de zaak goed op poten te zetten. Vader vraagt of ik voor de overkomst van de heer Brouwer niet met verlof naar Hollandia zou kunnen komen. Maar daar is gewoon geen sprake van, zelfs Frits Cowan (Koan - ks) kreeg geen toestemming om voor zijn huwelijk naar Hollandia te gaan, waar toch ook zijn ouders wonen.
Cappetti heeft het Ederahdistrict nu verdeeld. De nieuwe BA Leasiwal zal tourneren in het bestuurde gebied langs de rivieren de Bamgi en de Ia en ik krijg het onbestuurde gebied langs de rivier de Ederah toegewezen. Ik ben er niet zo gelukkig mee, vooral daar ik geen enkele verantwoordelijkheid heb gekregen voor de opbouw van het nieuwe Badé.
De hele situatie van de AAA's (Adjunct Administratief Ambtenaar) is nog onzeker en we worden nog steeds niet ingepast in het systeem van de overige bestuursambtenaren van Nieuw-Guinea.
Ondertussen is er weer bericht van de catechisten aan de Boven Ederah, dat de Gopogosimensen toch weer een wraakmoord hebben gepleegd tegen de Chakogroep. Een jongen Jango, van een jaar of tien, was gedood en zijn kop gesneld, terwijl zijn vriend en metgezel op tijd had kunnen ontkomen en slechts enkele speerwonden aan been en handen had opgelopen. Daar deze dorpen in het mij toegewezen gebied vallen, wil ik er meteen op af gaan. De dorpen langs de Ederahrivier bestaan meestal uit één of twee mannenhuizen en daaromheen op pijlafstand de vrouwenhuizen. Nu er meer veiligheid komt in deze gebieden is men geneigd de dorpen dichter bij de rivier te gaan bouwen.
Aan de bovenloop van de Ederah gaan we te voet naar de kampong Chako, die bij ons vorig bezoek was gestraft, nadat de onderhandelingen mislukt waren. Nu komen we met een ander doel nl. om vrede te sluiten met de Gopogosi en om de moordenaar van de jongen Jango op te sporen en te straffen. We werden eerst met wantrouwen ontvangen, maar men wil ook hier meeprofiteren van de vooruitgang en daarom worden we wel voortgeholpen. Om drie uur 's nachts in de maneschijn gaan we op weg naar Gopogosi en wachten juist buiten het dorp de dageraad af. Ongeveer tegen half zeven trekken we naar het dorp. Het is erg mistig en het dorp lijkt erg verwaarloosd. Er is slechts een smal pad van ongeveer tweehonderd meter lang, wat door het opgeschoten struikgewas naar het mannenhuis voert. Plotseling verschijnt een man in de deuropening en maakt alarm. Er ontstaat hevige verwarring en even later vliegen pijlen en speren ons om de oren. De tolken doen hun uiterste best om onze goede bedoelingen duidelijk te maken. De pijlenregen houdt echter aan en het wordt voor onze dragers te gevaarlijk. Een van onze politieagenten lost een schot in de lucht en nu gaan de Gopogosimannen op de vlucht. Buiten het dorp wordt een krijgsgehuil aangeheven en er wordt getandakt (rituele dans) en op de trommen geslagen. Nu is er weer werk voor onze tolken om toenadering te zoeken. Dit blijkt uiterst moeilijk te zijn doordat er geen vrij veld is en het dichte struikgewas allerlei vijanden kan verbergen. We besluiten dat de partijen elkaar halverwege zullen ontmoeten. Wij tonen ons ruilmateriaal, bijlen en messen en vragen aan de tegenpartij om ons water te brengen, daar wij geen drinkwater meer hebben. Het duurde lang voor de ruil lukte, want telkens ging de onderhandelaar van de Gopogosi weer op de vlucht en werden de bogen opnieuw gespannen. Uiteindelijk waren we geheel buiten het dorp met de tolken terwijl de politie in de achterhoede bleef. Het lukte om een bijl over te geven aan een van de moedigste mannen en ik kreeg een bak met water. Er was nog een sfeer van wantrouwen en de tolken probeerden de mensen gerust te stellen. Ik gaf nog enkele messen en probeerde duidelijk te maken wat de taak van het bestuur was.
Even leek het alsof een goed gesprek via de tolken op gang kwam, doch toen de moord op Jango ter sprake kwam vluchtte men en kwam niet meer terug. In de huizen vonden we nog twee oudere gesnelde koppen en namen die als jachttrofee mee. Terug in Chako werd, hoewel er nog veel wan-trouwen heerste, een vredenspijp gerookt.
In Badé werd resident Boendermaker verwacht, die met zijn gehele familie kwam kijken naar de aangeplante cacao in Homlikja. Ik werd door hem uitgenodigd om mee te gaan om hen van alles te laten zien. Daarna wilden ze nog met de Tasman de Ederahrivier opvaren tot op de hoogte van de kampong Chako. Daar werd het toen een spontane ontmoeting tussen deze oermensen en de opvarenden van de Tasman. Ook vrouwen en kinderen kwamen in grote getale opzetten om ook de blanke vrouwen en kinderen te zien. Het was allerleukst, de zwart beschilderde vrouwtjes met grasrokjes en pinnen door hun neuzen en daarbij de blanke vrouwen en kinderen. Het was nog maar kort geleden dat ik met deze mensen de vredespijp had gerookt.
De tourneeboot "Tasman" arriveert in het Asmat-gebied, De Papoea's zijn afkomstig uit Atsj en hopen tabak of bijlen te verkrijgen. In de tweede boegversiering ( foto rechts) is uiterst realistisch de felbegeerde metalen bijl -een nieuw symbool van macht- uitgebeeld. Herkomst van deze opnames: Nationaal Archief publiek domein.
Ik ben nu van het oude Badé verhuist naar de nieuwe plaats Badé. Dit betekent nog niet meteen een verbetering, want mijn huis is nog niet klaar. Ik woon voorlopig in de goederenloods, die door de petroleum mij. voor het bestuur is gebouwd.
Er wordt eindelijk gewerkt aan mijn nieuwe huis en het wordt geweldig. Het is meteen bestuurskantoor en bestuurswinkel. Het terras heeft schitterend uitzicht op de Digoelrivier en de bedrijvigheid aan de steiger van de NNGPM. Het nieuwe huis is gewoon opgetrokken uit plaatselijk materiaal, de wanden van gaba-gaba (palmnerven) en het dak van atap (palmblad).
Controleur Cappetti vertrekt nu met verlof naar Nederland. De tijdelijke opvolger, controleur Moll uit Tanah Merah komt hier binnenkort. Hij geeft nieuwe richtlijnen voor de gang van zaken. De mensen van de petroleum mij. vinden mij maar een merkwaardig mens en begrijpen niet hoe ik het in deze omstandigheden hier zolang uit kan houden. Inmiddels is mijn huis klaar. Nu moet er een nieuwe woning voor de familie Leasiwal gebouwd worden en een onderkomen voor de politie en de gehele verdere dorpsgemeenschap.
Na het bezoek van HPB Moll werd ik onmiddelijk op tournee gestuurd, om het dorp Choromé aan de Bamgirivier te verhuizen naar Tagaimon aan de Mappirivier. Dit project was reeds door Cappetti aangekaart omdat de mensen dan samen met de Sinoes van de Jakaistam, die zich daar reeds hadden gevestigd, een onderwijzer zouden kunnen krijgen. Het zal een hele volksverhuizing worden. Vrouwen, kinderen, ouden van dagen en zieken zullen per prauw de tocht ondernemen. Allen die lopen kunnen trekken met alle huisraad, ook honden, varkens en kippen lopend door het oerwoud. Halfweg Tagaimon zullen we overnachten in een bivak. De tocht was lang en zwaar met zoveel mensen, dieren en goederen. Vooral de dieren moesten steeds aangemoedigd worden om mee te komen. We kwamen echter goed in Tagaimon aan waar we werden opgewacht door de schoolbeheerder, pastoor Huiskamp. Onze landbouwman de heer Butter uit Kepi was ook aanwezig om aanwijzigingen te geven voor de aanleg van tuinen. De beide bevolkingsgroepen die elkaar goed kenden waren enthousiast om hier samen iets geheel nieuws op te bouwen.
Na dit tournee ben ik met een boot van de NNGPM naar Merauke gegaan om onder anderen de tandarts te bezoeken. Ook wil ik trachten om in Merauke allerlei dingen voor Badé te regelen. We heb-ben geen goederen meer voor de gouvernementswinkel, contactartikelen zoals tabak, bijlen en mes-sen, ook sorongs en korte broekjes. Een groot probleem is dat de petroleum mij. meer betaalt dan het gouvernement en daardoor wil men alleen nog maar voor de NNGPM werken. Het eten aan boord van de Kaitero is verrukkelijk na mijn Badémenu van sago, oebi, kladi en mosselen. Mijn collega Piet van Diest heeft mij geweldig voortgeholpen met al deze wensen voor Badé en ik zal voortaan alles via hem bestellen.
Er schijnt binnenkort in Hollandia een vergadering te zijn betreffende de AAAs (Adjunct Administratief Ambtenaar). We zullen bevorderd worden tot AA (Administratief Ambtenaar) en velen zullen naar een andere post worden overgeplaatst. Ik zal naar Agats worden overgeplaatst en Nol Hermans uit Mindiptanah zal mijn werk in Badé overnemen. Leuk vind ik het niet, maar ik ben blij dat ik heb kunnen bijdragen aan de bouw van een toekomstige haven aan de Digoel.
De kampongbewoners van Badé zijn nu ook verhuisd naar het nieuwe Badé en ik heb hier als gast pastoor Vriens, die ook een pastorie in de nieuwe plaats wil opbouwen. Hij is de grote pionier van dit gebied en woont hier al zeven jaar.
Er landt hier nu bijna iedere dag een watervliegtuig van de NNGPM. Wat betreft het bodemonderzoek wordt echter niets losgelaten. Ik besef, dat ik hier een heel interessante tijd heb mogen doorbrengen. De opbouw van de nieuwe plaats, de komst van de petroleum mij en dan de tournees door onbestuurd gebied.
Hoe zal Agats zijn, zou ik weer helemaal opnieuw moeten beginnen? Ik neem al mijn spullen mee, de hond Wino en de kippen. Het zal een interessante reis worden met de Mimika. Eerst naar Kepi en vandaar via de Miwamon en de Wildemanrivier naar Agats, allemaal onbestuurd gebied. De Miwamon is een doorsteek van de Obarivier door een moerassig gebied met veel drijvende graspollen, naar de bovenloop van de Wildemanrivier. Bij laag water loopt de boot vast. Hier liggen de dorpen Rep, Enem, Kogo en Wanggate, waar we destijds met Cappetti de mensenpijlen lieten vernietigen. Daarna een zeer groot en uitgestrekt onbestuurd gebied waar de Citaks wonen. Deze Citaks komen wel eens naar Kepi voor werk en daar werden de `Orang oetan' bosmensen genoemd. Ze zijn volkomen naakt. We zagen enkelen van dit volk onderweg naar het Asmatgebied.
Wanneer de Wildemanrivier uitmondt in de Eilandenrivier komen we bij de eerste grote Asmatkampong Jaosegor. Een berucht koppensnellersdorp waar we allerlei ethnografica, zoals mooi bewerkte dolken van mensendijbeen, als ook tifa's (trommen) en snelhoorns tegen tabak of messen konden ruilen. Zo'n Asmatkampong ligt langgerekt langs de oever van de rivier met grote lange mannenhuizen (de jeu) en kleinere vrouwenhuizen. Er wonen vaak meer dan duizend mensen in zo'n dorp en dat is voor Nieuw-Guinea begrippen een zeer dichte bevolking. Van Jaosegor maakten we een doorsteek via Warsé naar de Oetoemboewerivier, waaraan de kampong Ajam ligt. Het dorp waar kort geleden achtentwintig koppen werden gesneld en de lichamen opgegeten onder de rook van bestuur, missie en zending. Vandaar naar de monding van de Oetoemboewerivier in de Flamingobaai en daar ligt Agats.
Uit '10 jaar pionieren in Nederlands Nieuw-Guinea' Bert Jannink over de periode in Agats:
Agats (november 1956 - december 1957)
In Agats is momenteel een pastoor, pater de Brouwer en er zijn twee nonnen, zuster Matthea en zuster Pancratia. De eerste tocht die ik hier maakte was een tournee voor een framboesia campagne. Bert van der Voort en ik gingen met dr. Vorst, die met de Tasman naar Agats was gekomen, naar de dichtsbijzijnde kampongs Jepim en Pwer. Alle bewoners van ieder huis moesten geregistreerd worden op een vel papier en vervolgens met dat papier naar de dokter. Deze onderzocht ze en ieder kreeg een injectie van antibiotica tegen de framboesia. Dit is een ernstige infectieziekte. In het eerste stadium zijn er grote zweren, die niet willen genezen. In een later stadium ontstaan er vergroeiingen die later de dood tot gevolg hebben. Na een injectie is het mogelijk de infectie de kop in te drukken. De mensen komen na een goede voorlichting massaal op deze medische voorziening af.
Bert van der Voort, die met mij op het bestuursinstituut in Hollandia zat, zit hier reeds een jaar. Hij is een van de jongsten van onze groep, nog maar eenentwintig jaar. Hij werkte eerst onder HPB Scheele, die niet op durfde te treden tegen het koppensnellen en andere uitspattingen van de Asmatters. Bert van der Voort had nauwelijks een taak en mocht absoluut niet zelfstandig tourneren. Na de ernstige snelpartij enkele maanden geleden tussen de kampongs Ajam en Jipajer werd de heer Scheele overgeplaatst en volgde de heer Thooft hem op. In een brief, aan mij gericht, beschrijft Bert van der Voort de toestanden uit die tijd in het Asmatgebied.
Ajam had al lang iets tegen de mensen van Jipajer, want deze vermoordden vroeger veel mensen van Ajam en dat was nog steeds niet gewroken. Deze wraakgevoelens bleven maar steeds in hun gedachten. Waarschijnlijk werd er wel over gepraat, maar ze zorgden er wel voor dat de vreemdelingen daar niets over hoorden. De Jipajermensen kwamen toch nog wel een enkele keer in Ajam. Bij een doop-feest was een groepje van hen aanwezig en men deed mee met dit nieuwe feest.
Er zou echter nog niets aan de hand zijn geweest als er in het gehele Asmatgebied niet zo'n onrust was geweest. Er werd aan alle kanten weer gesneld en deze snelpartijen bleven ongestraft door het bestuur. Waarschijnlijk dacht men in Ajam, waar reeds jaren de R.K. missie een vestiging had, wij kunnen ook wel eens weer proberen een snelpartij te organiseren. Vooral de vrouwen moedigden dit idee aan, de jongeren zouden weer kunnen trouwen wanneer zij een kop gesneld hadden.
Een andere aanleiding was, de interesse van de filmopnameploeg voor het journaal, die een echte snelpartij van wilde Asmatters in scène wilden zetten. Men was beschaamd dat er geen koppen meer waren en er moesten koppen van de politie in Agats geleend worden om alles maar zo echt mogelijk te laten lijken. De prauwen moesten in de rood-witte oorlogskleuren geschilderd worden. De mannen naakt met speren en stenen bijlen en versiering door de neus en oren. De geleende koppen uit Agats werden met rode verf besmeurd om alles maar zo echt mogelijk te laten lijken.

Diapositief Anthony van Kampen
Dit alles was nu verleden tijd, zowel de missie als de Amerikaanse zendelingen hadden zich in Ajam gevestigd. Voor pater Welling van de missie gaf de vestiging van de zending allerlei problemen omdat de zendelingen andere en soms nog begerenswaardiger goederen aanboden dan de missie zich kon veroorloven. Pater Welling was eind april onderweg van Ajam via de kampong Jipajer naar Manep. In Jipajer had hij een prauw gekocht voor een catechist (godsdienstonderwijzer) en deze zou met die prauw en enkele roeiers naar Ajam gaan. Die avond kwamen ze laat in Ajam aan, waar ze overnachtten in het huis van de catechist Hugo. De volgende dag werd hen door de mensen van Ajam eten aangeboden onder andere door Pasudjie, Deze laatste ging hierop alle mannenhuizen langs om te zeggen dat hun doodsvijanden waren aangekomen en na een korte vergadering besloot men om de mensen van Jipajer te vermoorden en hun koppen te snellen. De Ajammensen gingen vervolgens naar het huis, waar de Jipajermensen logeerden en daar werd met hen gegeten. Dan plotseling wordt er een van de Jipajermensen door de man Jessipisch van Ajam neergestoken. Dan is het hek van de dam en worden de Jipajermensen door de Ajammers onverhoeds neergestoken en vermoord. De catechisten proberen nog om de moordpartij tegen te houden maar de overmacht is te groot. Natuurlijk proberen de Jipajers te ontsnappen en trachten zich te verbergen, maar niemand ontkomt. Na de moordpartij werden de koppen gesneld en kwamen de Ajamse vrouwen en verdeelden de onthoofde lichamen, die vervolgens boven het vuur werden geroosterd en klaargemaakt om te worden opgegeten.
Een vrouw werd gespaard omdat zij eigenlijk van Ajam afkomstig was, maar vroeger door de Jipajers was geroofd. Er werden ook drie kinderen gespaard.
Ieder was nu als in een roes, er werd getromd, er werden nieuwe wapens aangemaakt en er werd gegeten. Allen liepen met geverfde gezichten en rood doorlopen ogen rond.
De beide catechisten, die de moord overleefden omdat zij van Ajam waren, zijn midden in de nacht heimelijk in een prauw gestapt om naar Agats te gaan. Daar hebben zij de boodschap doorgegeven aan het bestuur en de missie van de verschrikkelijke snelpartij. In het missiehuis, waar zij aankwamen waren pater de Brouwer, pater Welling en pater van Kessel aanwezig. Onmiddellijk werd het bericht doorgegeven aan het bestuur en werd vervolgens de resident in Merauke als ook de vicaris Mgr. Tillemans op de hoogte gesteld.
Daar controleur Scheele zich niet goed in orde voelde werd Bert van der Voort met zes agenten naar Ajam gestuurd. Het was moeilijk om roeiers te krijgen, want de mensen van Sjoeroe, de kampong die tegen Agats aanligt, waren ook oude vijanden van Ajam. Tegen de middag kwam dit gezelschap aan te Ajam, waar pater Welling ook reeds was gearriveerd. Daar bleek dat twee van de drie kinderen, die nog gespaard waren, ook reeds waren vermoord. Het derde kind werd door Adam, de kok van pastoor Wellink, die juist uit Agats was meegekomen, vermoord en voor de consumptie verdeeld.
De consternatie was groot, van der Voort probeerde het trommen op de tifa's te verbieden maar men trok zich niets van dit verbod aan. Ook werd gevraagd om de gesnelde koppen in te leveren. Dit zette echter kwaad bloed en er werd niet verder op aangedrongen. Men bleef die nacht wakker, twee petroleumlampen brandden.
De volgende morgen moesten de Ajammers hun Nederlandse vlaggen, die het bestuur daar had uitgedeeld, weer inleveren en vervolgens werd getracht om de mensen aan het werk te zetten. Pastoor Welling zat volkomen apathisch in een stoel, zijn levenswerk leek verwoest. Tegen de avond kwam HPB Scheele, die zich in de woning van de Amerikaanse zendelingen terugtrok. Via de radio van deze zendelingen hoorden ze dat er een Catalina onderweg was naar Agats en dat HPB Scheele zou worden vervangen door de controleur Thooft. Deze bevond zich aan boord van het vliegtuig, evenals resident Boendermaker van Merauke, de commandant zeemacht de heer de Neeve, Mgr. Tillemans vicaris te Merauke, de inspecteur Jansen van de mobiele politie als ook de schrijver Anthony van Kampen. Ook allerlei boten, die in de buurt waren spoedden zich naar Agats om iets van dit snelfestijn mee te maken. Op een gegeven moment lagen er de Jan van Brakel, de Mimika, de Weyland, de Orion, de Johan Maurits van Nassau en ook de Carstens, die hout kwam halen bij de Imex te Jamas, kwam langsvaren. Het nieuwe HPB, de heer Thooft heeft getracht om zo snel mogelijk een betalingsregeling van goederen door Ajam aan Jipajer te bewerkstelligen. Er werden zes arrestaties verricht en de moordenaars werden naar de gevangenis in Merauke overgebracht. De heer Thooft heeft in korte tijd bijna alle kampongs in het Asmatgebied bezocht en dit heeft bijgedragen tot het terugkeren van de rust in het gehele gebied.
Tot zover het verhaal over de snelpartij in Ajam, zoals Bert van der Voort dit heeft beschreven.
Onze dagindeling in Agats is als volgt: 's Morgens zitten we met zijn allen op het kantoor, d.w.z. mijnheer Thooft in een aparte kamer en Bert van der Voort, de CBA Kindewara, de klerk Holz von Praja en de kantooroppasser Heumassy.
Mijnheer Thooft heeft er moeite mee om werk uit handen te geven en we hebben allemaal zeer weinig te doen.
Veel activiteiten worden nog niet door het bestuur ondernomen en het koppensnellen is in het buitengebied nog aan de orde van de dag. Wij mogen hier voorlopig nog niets tegen ondernemen en ik vind dit zeer teleurstellend.
De Asmatters zijn geweldig knappe kunstenaars en maken de prachtigste houtsnijwerken. De voorstevens van de prauwen zijn schitterend bewerkt evenals de speren en de roeispanen en vooral ook de schilden. Grote kunstwerken zijn de zogenaamde Bisjpalen, gehele boomstammen waarin de gestorven voorouders worden uitgebeeld en waar grote feesten aan zijn verbonden wanneer deze palen gereed komen en worden opgesteld voor het mannenhuis.
Links: RV-10390-79 Mannenhuis van Amman, stroomopwaarts kijkend met rechts voorouderpalen (bisjpalen) voor de vuurplaatsen- De eerste paal staat voor de centrale vuurplaats (mboijir). Jeu (Jö) Becembub - Gerbrands 1961 Foto AA Gerbrands 20 juli 1961. Foto rechts: man bezig met de bewerking van een schild. Datum 1955-11. Kantoor voor Voorlichting en Radio Omroep Nieuw-Guinea. Publiek Domein.
Het is hier een groot laagveengebied, gevormd door de delta's van de Eilandenrivier en de Oetoemboewerivier en nog talrijke andere kleine riviertjes. Bij springvloed loopt alles onder water. We zitten vlak tegen de Arafoerazee aan en het water is hier in de monding brak. Drinkwater is dus een groot probleem en vangen we het op van de daken. Dit is vaak onvoldoende zodat we ons wassen met water uit het moeras wat vies en bruin is.
Bert van der Voort is bezig om een eigen woning uit plaatselijk materiaal op te zetten. Hij doet dit voorlopig van zijn eigen geld omdat er officieel geen geld voor uitgetrokken is. We wonen nu nog in de Pasangrahan en dat is behoorlijk primitief, vooral sanitaire voorziening. De afvoer bestaat uit een oude prauw en daarna verdwijnt de rommel in grond. Voor de familie Thooft is een mooi ijzerhouten huis in aanbouw en dat is dan ook wel zeer noodzakelijk.
Tourneren kan hier alleen met het gouvernementsbootje de Eendracht. Per prauw is te gevaarlijk, de pastoors trekken echter wel per prauw overal naartoe. Verder wonen hier nog twee Amerikaanse gezinnen, de familie Preston en de familie Frazier. Zij werken voor de Amerikaanse zending TEAM (The Evangelical Alliance Mission). Zij zijn nog maar een half jaar hier en hebben aluminium woningen opgezet. Zij hebben heel weinig contact met de rest van de gemeenschap. Voor de missionarissen vormen ze een groot probleem, omdat ze juist in het missiegebied willen infiltreren. Bert van der Voort en ik zijn naar zijn nieuwgebouwde woning verhuisd. Die is nog niet helemaal klaar, maar het is wel heel wat geriefelijker dan de vieze pasangrahan. We hebben allebei een hond, Wino en Tambo, die leuk met elkaar spelen. Mijnheer en mevrouw Thooft zullen de kerstdagen en de nieuwjaarswisseling in Merauke doorbrengen en het is goed dat zij even wat afwisseling hebben. Er blijven dan de Nederlandse politie-inspecteur van de Molen en de Indische Nederlander de hoofd-agent Toorop over. Verder van de missie pastoor de Brouwer, pastoor van Dongen en de zusters Matthea en Pancratia. Ook zijn er dan nog de beide Amerikaanse gezinnen Preston en Frazier, waar ook kinderen zijn.
Hier in Agats kun je met helder weer de bergen zien, echter geen sneeuwtoppen. Met kerstmis gaan we eten bij de Amerikaanse zendelingen en daarna gaan we naar de Katholieke missie.
Tussen kerst en nieuwjaar ga ik met de CBA Kindewara op tournee om de kampongs in de omgeving van de Eilandenrivier voor te bereiden op een in januari te houden framboesia campagne. We vertrekken in de stromende regen uit Agats, nadat we al enige uren gewacht hebben op de roeiers van de kampong Sjoeroe, vlakbij Agats. Men is kennelijk niet erg bereid om met ons mee te gaan, temeer daar het afgaand water is, zodat zij tegen de stroom in moeten roeien. We besluiten binnendoor te gaan, langs een klein riviertje, wat dichtbij de kampong Warsé uitkomt. Omdat het zo laag water is moet de prauw door de blubber getrokken worden, totdat we helemaal niet meer verder kunnen en moeten wachten tot het hoog water wordt om verder te kunnen. Om een uur 's nachts komen we in het dorp Warsé aan, waar we overnachten in een zeer slechte pasangrahan.
Nadat we de volgende morgen onze boodschap betreffende de framboesia tournee hebben doorgegeven, trekken we met nieuwe roeiers in de richting van Jaosegor aan de Eilandenrivier. We gaan weer binnendoor langs kleine riviertjes en komen langs een verlaten kampong van Kaimo, waar we ons middageten klaarmaken in een oud mannenhuis. Vandaar een doorsteek naar de Eilandenrivier, de prauwen moeten weer door de modder gesleept worden. Het Asmatland lijkt wel op onze Waddenzee, maar hier is alles bebost. Met hoogtij loopt alles onder water tot ver het land in en bij eb stroomt het water door geulen en kreekjes naar de grote rivieren en vervolgens door naar de Arafoerazee. De grond bestaat uit grijze blubber, waarop door de boomgroei een dikke laag veen is ontstaan. Daar waar de prauwen gesleept moeten worden is het hoogste gedeelte van het beboste wad en iets verderop stroomt het water weer in een andere richting. Tegen vijf uur zijn we in Jaosegor, een beruchte snel-kampong en op onze reis van Kepi naar Agats heb ik hier nog een mooie bewerkte dolk, gemaakt van mensendijbeen, kunnen krijgen. 's Avonds werden de kepala's of de dorpshoofden bij elkaar geroepen en werd er gesproken over de komende framboesia campagne.
Van Jaosegor naar Atsj, weer een doorsteek van de Noordelijke Eilandenrivier naar de Zuidelijk gelegen Eilandenrivier. Het water was nu gelukkig hoog, zodat de prauwen niet gesleept hoefden te worden. Atsj is een der grootste dorpen uit dit gebied en vroeger zeer berucht om zijn snelpartijen. Begin 1956 vestigde pater van Kessel hier zijn pastorie. Wij lieten te Atsj enkele agenten achter om eten te gaan koken en gingen zelf door naar Amman-Namkai om ook daar de mensen te berichten over de komende framboesia campagne. Deze plaats ligt aan de monding van de Kampongrivier. Er bleek een sagowormen feest te zijn en iedereen had zich prachtig opgedoft. We kregen ook sagowormen aangeboden en ook twee hanen alles in ruil voor tabak. Ik vond ook een mooi bewerkte trom, die ik ruilde voor een bijl.
Daarna weer naar Atsj, waar ik in een der huizen nog een tros mensenkoppen vond. De trom, die ik juist geruild had, was een beetje kapot, het leer was ingescheurd en ik vroeg om een nieuw stuk leguanenleer. Het bleek dat deze trommelhuiden met mensenbloed aan de trom bevestigd konden worden. Eén van de kerels sneed zich met een schelp een klein wondje in zijn kuit, het bloed werd opgevangen en vermengd met kalk en water. De rand van de trom werd hiermee ingewreven en het leer erop gebonden. De volgende dag zat alles vast en gaf de trom een mooie klank. Via de kampong Ardanim naar Ambisoe, ook hier wachtte ons een hartelijke ontvangst en boden de vrouwen hun borst ter begroeting. Het was de bedoeling om die borsten met onze lippen te beroeren, een smakelijke bezigheid en werd volstaan met een schijngebaar. Vervolgens nog door naar het dorp Jow, dicht aan de monding gelegen van de Eilandenrivier. Ook hier boden de vrouwen hun borsten aan ter begroeting. Daarna trachten we een doorsteek te maken naar Atamboetsj, doch onze roeiers brachten ons naar Amborip. Waarschijnlijk omdat ze slechte connecties hadden met Atamboetsj. Tegen de avond waren we in Amborip, maar we wilden nog door naar Warsé om op nieuwjaarsdag weer terug te zijn in Agats. Tegen twaalf uur kwamen we te Warsé aan met tromgeroffel en geschal van snelhoorns, het jaar 1957 was begonnen.
Op 1 januari 1957 om half zes uit Warsé vertrokken, we voeren binnendoor terug naar Sjoeroe, de kampong vlakbij Agats. Het was nu vloed en het hele oerwoud stond onder water. Waar we een week daarvoor de prauwen door de modder moesten slepen, daar voeren we nu tussen de bomen door het bos, een heel wonderlijke ervaring. Tegen half elf waren we terug in Agats, waar juist iedereen bezig was elkaar een goed nieuwjaar toe te wensen.
N.B. Het framboesiatournee wat hierna volgde onder leiding van Dr. de Vries uit Hollandia werd een succes.
We hebben in Agats erg weinig te doen. Zaterdags wordt er toko (winkel) gehouden. Het is een gouvernementstoko en iedere cent moet verantwoord worden. Het oppertoezicht heeft de heer Thooft en deze geeft niets uit handen. Mevrouw Thooft is stenotypiste en verzorgt alle brieven en de post. Bert van der Voort is bezig een voetpad naar de kampong Sjoeroe aan te leggen. De veengrond, waar je steeds in wegzakt wordt opgehoogd met klei uit de rivier. Met mankracht worden grote brokken klei uit de rivier gehaald en naar de werkplek gebracht. Honderden naakte kerels met een brok klei op de nek. We weten nog niet hoe dit project gefinancieerd moet worden, maar Bert van der Voort zegt dat hij het wel uit zijn eigen zak zal betalen. Ik zie nu wel in, dat ik niet mijn hele leven ambtenaar wil blijven. Daarom ben ik blij, dat de N.V. Twenthe in Hollandia bestaat. Wanneer ik als particulier in Nieuw-Guinea zal starten, heb ik nog een jaar lang recht op overtocht naar Nederland. In dat jaar kan ik heel veel doen en ik hoop dat ik er fit genoeg voor zal zijn.
Bert van der Voort en ik hebben het goed in het door Bert zelfgebouwde huis. We hebben betere hulpen dan ik had te Badé, ze kunnen zelfs brood bakken, zodat de maaltijden van pap en kladi afgelopen zijn. We eten veel krab, garnalen en kreeft, wat ons door de bevolking wordt aangeboden in ruil voor tabak. De heer en mevrouw Thooft zijn nu ook in hun nieuwe woning getrokken en dat is een grote verbetering. Er is een enorme tank voor de opvang van regenwater gekomen en die moet van de steiger naar de nieuwe huisplaats worden gebracht. Met honderden Asmatters lukt het om het gevaarte op te tillen en naar de plaats van bestemming te brengen. Ik moest denken aan de bouw van de pyramiden in Egypte.
Gisteren bezocht ik met mijnheer Thooft de N.V. Imex te Jamas. Dit is een kleine import en export mij. die hier in de Asmat begonnen is met de exploitatie van ijzerhout. Het lijkt erop, dat deze aankap van ijzerhout tot succes zal gaan leiden. Er is daar een mooie steiger gebouwd, waar ook de K.P.M. boten kunnen aanmeren en zij kunnen behoorlijke hoeveelheden prachtig ijzerhout voor de export leveren. De directeuren van de Imex zijn de heren Verhey van Wijk en d'Aulnis de Bourouil, hun assistent is de heer Albers. Verhey van Wijk en Albers zitten in Jamas terwijl Baron d'Aulnis de Bourouil de zaken in Merauke regelt, Beide directeuren zijn oud oorlogsvliegers.
Thooft en ik kregen te Jamas een heerlijke maaltijd aangeboden, die door Verhey van Wijk zelf was klaargemaakt. Lege bierflessen werden in het water gegooid en onmiddelijk weer opgedoken door de Asmatters.
In een prauw met aanhangmotor bracht Verhey van Wijk mij terug naar Agats terwijl Thooft verkoos om met de eigen boot nog verder te gaan. In de Flamingobaai, vlak voor Agats, stond een enorme stroming en was er door de wind een hevige golfslag. Het scheelde niet veel of de motor van ons bootje had het begeven. Het water spoot over ons heen en ik dacht dat we zouden omslaan. Toch kwamen we goed in Sjoeroe aan, waar het water veel rustiger was.
Ondertussen gaat het leven in Agats gewoon zijn gang. 's Morgens zitten we met zijn allen op het kantoor, waar bitter weinig te doen is en 's middags ben ik rondom mijn huis bezig met planten en dieren, kippen en kuikens, loeries en honden. Bert van der Voort is nu naar Merauke vertrokken. Het eten in Agats is beter dan in Kepi en Badé. Mijn eigen gezaaide groenten groeien goed, ik heb slaboontjes en komkommer en de kippen leggen eieren. We trachten de grond wat te draineren door sloten te graven. Er is nu een soort weg naar de kampong Sjoeroe, waar we over stammetjes en bruggetjes naar toe kunnen lopen.
Zo'n Asmat-kampong ligt meestal helemaal langs de rivier, het is meestal een vieze bende. Alle afval valt onder de huizen. De doden worden achter de huizen op stellages gelegd en later verdwijnt alles in de blubber. Wij proberen de mensen iets van hygiene bij te brengen, maar er komt in de praktijk bitter weinig van terecht.
Ik heb hier goed contact met de missionarissen. Ook de beide families van de Amerikaanse zending spreek ik geregeld, zij hebben hier een heel eigen leven. Ik woon sinds het vertrek van van der Voort helemaal alleen, maar ik ga 's avonds altijd naar het huis van de inspecteur van der Molen en hoofdagent Toorop. We eten gezamenlijk en luisteren 's avonds naar de RONG (Radio Omroep Nieuw-Guinea). We halen warm eten bij de zusters van de missie, wij kunnen daar ook brood krijgen. Er zijn vijf gevangenen uit de 'Boei' (gevangenis) ontsnapt. Zij maakten een gat in de vloer onder hun slaapmatten en ontvluchtten in de stikdonkere nacht. Het waren koppensnellers uit de kampongs Sauwa en Erma, vlakbij Jamas, waar de Imex zit. Zij hadden hun handboeien nog om. Twee van hen werden door Detachements Commandant van der Molen onder zijn huis gepakt. Een ander werd in zijn been getroffen door een geweerschot. Hij werd door zuster Pancratia verbonden, waarna hij weer werd ingesloten. De gevangenis hier is helemaal niet berekend op dergelijke gevangenen en moeten zij in het vervolg naar Merauke worden overgebracht. Maar er is natuurlijk niet altijd een boot. Onze kantoorklerk Holz von Praja, die voor straf in Agats zit, na een verblijf in de strafgevangenis in Tanah Merah vanwege zijn Indonesische sympathieën, heeft met een Asmatse vrouw een baby gekregen. Het is een schat van een kindje.
Met het m.s. Mimika is een gezelschap met o.a. de Amerikaanse journalist Craib hier aangekomen. Zij zullen een ontdekkings- en framboesiatournee maken langs de nog onbekende Casuarinenkust onder leiding van commissaris Oosterman. De Casuarinenkust is de kuststrook tussen de mondingen van de Eilandenrivier en de Digoel en doordat men er moeilijk aan land kan komen is het gebied nog steeds onberoerd gelaten. Je hebt er drie vrij grote rivieren, de Fajiet, de Kronkel en de Cooksrivier. Deze laatste is bekend door het bezoek van de ontdekkingsreiziger Cook in 1770. Het werd een suc-cesvol tournee, er werden twee kampongs bezocht die nooit eerder buitenlands bezoek hadden gehad. Men had ook veel mensen kunnen helpen met injecties tegen hun' framboesiazweren. De KPM boot de Barito heeft als eerste Jamas aangedaan en het aldaar verzamelde ijzerhout van de N.V. Imex opgehaald. De heren Verhey van Wijk en Albers gaan nu voor een half jaar met verlof naar Nederland en komen daarna terug om de houtaankap voort te zetten.
Er komen nog weer regelmatig berichten over het snellen van koppen aan de Eilandenrivier. De kampongs aan de rand van ons bestuurde gebied Kaimo, Os, Awok en Fos zouden zeker twintig koppen hebben gesneld bij ons nog onbekende dorpen.
Thooft is er met de Eendracht naar toe, maar het is onmogelijk om aan de snelpartijen een eind te maken met slechts de beschikking over een klein motorbootje. Ook is er veel te weinig politie en steeds een tekort aan geldmiddelen. Op deze manier kan er maar weinig gedaan worden voor de ontwikkeling van dit gebied. Voor de Amerikaanse journalist Craib zal in de kampong Sjoeroe een Bisj feest opgevoerd worden. De mannen uit het dorp zijn naar het bos om bomen te kappen, waarin de kunstenaars de beelden van de overleden voorouders zullen uitsnijden. De mannen komen met de boomstammen onder hun prauwen gebonden naar het dorp terug. Zij worden daar opgewacht door de vrouwen, die zich reeds door tromgeroffel en gezang aan het opwinden zijn. Zij zullen straks de mannen trachten tegen te houden, wanneer die voet aan wal willen zetten. Er wordt gedanst, er is geloei van de snelhoorns, de trommen worden geroffeld en de opwinding is groot. De binnenkomende mannen worden met pijlen en speren bestookt maar uiteindelijk komen de mannen toch aan land en worden de bisj' palen het mannenhuis ingedragen, waar zij de komende maanden door houtsnij-kunstenaars worden
bewerkt. Wanneer ze dan klaar zijn worden ze met groot ceremonieel opgesteld voor het mannenhuis en wordt er lekker gegeten en gefeest. Er zijn grote hoeveelheden voedsel voor dit feest verzameld en er worden nieuwe feesten en eventueel sneltochten voorbereid.
Wat vervelend dat de N.V. Twenthe in Hollandia niet goed van de grond wil komen, na alle moeite, die de heer Brouwer heeft gedaan om de Terlaaks voort te helpen. Gelukkig is de familie van Dijck weer terug in Hollandia, maar ik weet niet of de Terlaaks en de van Dijcks met elkaar kunnen samen-werken.
De gouvernementsboot de Mimika is vorige week vergaan, dichtbij het Frederik Hendrikeiland en is bij zeer slecht weer op een zandbank geworpen. Gelukkig konden alle opvarenden naar de kant komen. De postverbinding zal hierdoor nog slechter worden.
Met mijnheer Thooft ben ik op tournee geweest met de Eendracht naar de Eilandenrivier. Er waren weer sneltochten gemeld door de dorpen Kaimo en Ambisoe in de kampong Aroemarkai in het Aujoegebied, hoger gelegen aan de Kampongrivier. We zagen weer huizen hoog in de boomtoppen gebouwd, zeker vier a vijf meter hoog. In dit dorp waren twee mannen door Ambisoe vermoord. De bevolking vluchtte weg toen onze boot in zicht kwam. In Ambisoe was de stemming wantrouwend en achterdochtig, een man sprong in het water toen we probeerden hem aan boord te krijgen. Met de geringe middelen die we hebben is het nauwelijks mogelijk om strenger op te treden. In 1947 schreef resident van Eeckhout er al over, dat het toch eigenlijk voor het Nederlandse gezag onwaardig is dat hier nog steeds koppen worden gesneld en de mensen worden opgegeten. Nu, na tien jaar, is dat nog steeds aan de orde van de dag.
Bestuursambtenaren die met de tourneeboot Tasman een tocht maken door het Asmat-gebied zijn in de oorlogsprauwen van de Papoea's van de kampong Atsj overgestapt om een bezoek te brengen aan de kampong. Kantoor voor Voorlichting en Radio Omroep Nieuw-Guinea. Publiek Domein.
Ik heb nu een jonge jaarvogel aan mijn menagerie toegevoegd. Zo'n jaarvogel wordt heel groot en krijgt ieder jaar een extra ring bij zijn snavel. Verder heb ik vijf loeries, dit zijn kleine bonte papegaaien en twee honden. De jaarvogel eet een banaan (pisang) uit mijn hand en vliegt overal achter mij aan en gaat op het dak van het huis zitten waarin ik mij bevind. Hij is nog tammer dan de honden.
Ik ga met de Eendracht via de Wildemanrivier naar Kepi om daar onze post en de andere bevoorrading voor Agats op te halen, die daar per Tasman is aangekomen. Cappetti is daar weer terug na zijn verlof in Nederland en ook de Cowans wonen nog in Kepi. De tocht binnendoor langs de Wildemanrivier en de moerassen bij de Miwamon blijft een spannende ervaring. We bleven drie keer vastzitten.
In Kepi was bezoek van resident Boendermaker met een commissie uit Nederland, die met voorstellen moeten komen voor een nieuwe bewindsregeling voor Nieuw-Guinea.
Zij zouden de volgende dag per Beaver (watervliegtuig) weer teruggaan naar Merauke en de resident vroeg of ik mee wilde vliegen om een tijdje verlof te nemen. Nu, dat was snel beslist. Ik hoorde ook dat Agats een nieuwe HPB krijgt nl. de heer Lapré. Hij schijnt in Steenkool gezeten te hebben.
We vlogen met de Beaver langs de kust en over de Prinses Mariannestraat bij het Frederik Hendrikeiland om te zien of we nog iets van het wrak van de Mimika konden vinden maar we zagen niets.
In Merauke logeer ik bij collega Piet van Diest en ik ben geheel vrij in doen en laten, wat erg prettig is. Daar er niet meteen een verbinding met Agats is, wil ik proberen om in deze verlofperiode naar Hollandia te gaan om te zien hoe de situatie bij de N.V. Twenthe is. Er is een wekelijkse vliegverbinding Merauke-Hollandia. De vliegtocht is schitterend, een onbewolkte hemel en vliegen we over het Sterrengebergte en de Sibilvallei, waar Nol Hermans aan het werk is om een vliegveld aan te leggen. In de verte zag ik de besneeuwde Julianatop, ik mocht bij de piloot in de cockpit zitten en ik was wild enthousiast over alles wat ik beneden ons zag.
In Hollandia werd ik verwelkomd door de heer Terlaak en de heer Blijdenstein, die sinds kort in Hollandia woont en die directeur is van de Shell aldaar.
Met Terlaak reden we eerst naar mijn Papoea-vriend Thomas, die nu een tuin heeft gemaakt bij de Kali Kemiri, dichtbij het tweede vliegveld van Sentani.
De N.V. Twenthe loopt niet goed, de Terlaaks hebben geen tijd om aandacht aan de verkoop van onze textielgoederen te besteden. Zij hebben een nieuw winkelpand (winkel 51) van het gouvernement gehuurd waar de goederen liggen opgeslagen. Jammer genoeg wordt er niets mee gedaan. Zij zullen trachten de zaak draaiende te houden tot ik eind december terug kom. Ik wil dan een jaar op proef werken voor de N.V. Twenthe en dan kan ik nog op gouvernementskosten terug naar Nederland. Mijn gesprekken met de familie van Dijck, die weer terug zijn in Hollandia, leken veel positiever wat de zaak betreft dan de gesprekken met de Terlaaks. Het is duidelijk dat zij niet met elkaar willen samenwerken. Voorlopig laten we de situatie maar zoals die nu is en blijft mevrouw Terlaak directrice. Ik heb gelogeerd bij de ouders van mijn collega Paul den Hoed, die in Hollandia wonen en ik heb een bezoek gebracht aan de familie Blijdenstein. Deze hebben mij uitgenodigd om in december bij hen te komen logeren. Ik zal daar natuurlijk graag gebruik van maken, de Blijdensteins zijn familie van mijn ouders.
Terug in Merauke maakte ik een tochtje naar het Kumbe rijstproject en overnachtte ik in Koerik waar de employees wonen. Het was interessant om dit grootste rijstproject van Nieuw-Guinea even van nabij te zien. Er zijn een soort polders aangelegd zodat de watervoorziening geregeld kan worden. Of het project een succes zal worden moet nog blijken.
Ik ben nog steeds in Merauke omdat er geen verbinding met Agats is. De opvolger van mijnheer Thooft, de heer Lapré is hier nu met zijn vrouw aangekomen. Het zijn Indische Nederlanders, me dunkt erg aardig.
Momenteel is hier een parlementaire missie uit Nederland en wij moeten als jonge bestuursambtenaren optreden als gidsen en als chauffeurs. Zij hebben een druk bezet programma. Gisteren waren ze in Kumbe en vandaag gaan ze naar Kepi en Badé. De Asmat wordt overgeslagen omdat men ze daar niet goed kan ontvangen. Waarschijnlijk vertrekken de heer en mevrouw Lapré en ik volgende week per Dakota naar Tanah Merah en vandaar met het M.S. Kolf via Badé naar Kepi. Ondertussen zullen de Thoofts per Eendracht van Agats naar Kepi gaan en daar zal het bestuur over de Asmat aan de heer Lapré worden overgedragen. De Lapré's en ik zullen dan per Eendracht via de Wildemanrivier doorreizen naar Agats. Ik vind het leuk om Tanah Merah te leren kennen en vooral verheug ik mij op een terugzien met Badé.
Mijn jaarvogel in Agats is gestorven, hij weigerde alle voedsel sinds mijn vertrek en zocht mij overal! In Tanah Merah logeerden de Lapre's bij controleur Peters en ik logeerde bij mijn collega Smeets. Tanah Merah is een oud Indisch plaatsje met huizen van voor de oorlog. Nog steeds is de gevangenis het belangrijkste bestaansmiddel, daar er bijna geen bevolking omheen woont.
In Badé ontmoette ik Bert van der Voort en pastoor Vriens en veel Papoea-vrienden. Ik was een beetje teleurgesteld over de nieuwe plaats. Mijn huis was nu geheel in gebruik als bestuurskantoor terwijl Bert van der Voort in het huis van Leasiwal woonde.
In Kepi logeerde ik bij collega Hans van Raay en bezocht ik de familie Cappetti. De volgende morgen kwam de Eendracht aan met de heer en mevrouw Thooft. Het bestuur over de Asmat werd overgedragen aan de heer Lapré en daarop vertrokken wij met de Eendracht naar Agats. Mevrouw Lapré zorgde onderweg voor het eten en het was een bijzonder prettige tocht.
Terug in Agats komen er heel wat veranderingen. Ik krijg meer administratief werk van mijn nieuwe baas, ik moet alle papieren van Thooft uitzoeken en ordenen, waar ik voordien nauwelijks naar mocht kijken.
In het gebied aan de Casuarinenkust zijn weer koppen gesneld en er moet snel worden opgetreden om erger te voorkomen. Het is daar nog vrijwel onbestuurd gebied. De kampong Otsjanep bedreigt de dichtbij gelegen kampong Omadesep.
Met de nieuwe hoofdagent Diaz, die Toorop is opgevolgd, en verdere politiebegeleiding, trekken we met enkele roeiers van Omadesep en van Sjoeroe erop uit. Binnendoor langs de kampongs Jepim en Pwer en dan van Biwar naar Jow. Bij laag water moeten de prauwen weer door de blubber getrokken worden. Van Jow naar Omadesep aan het begin van de Casuarinenkust, het dorp wat onze hulp heeft ingeroepen. We ruilen daar een varken voor een bijl, dit beest wordt door een van onze agenten met een geweer neergeschoten om de toegestroomde Papoea's de uitwerking van een geweer te laten zien. Het varken was echter nog niet meteen dood en moest met een mes worden afgemaakt. Toch maakte de knal en daarna het neervallen van het varken een enorme indruk.
Dan langs de kust naar het vijandige dorp Otsjanep. In grote spanning roeien we de rivier op. Er zijn versperringen aangebracht door bomen over de rivier te laten vallen, zodat we er haast niet langs kunnen. Dan plotseling, om een bocht, komen we de krijgers van Otsjanep tegen, geheel in oorlogstenu d.w.z. de sneltekens, dat zijn bamboe herkenningstekens om de hals en de mannen mooi opgesierd met schelpen door de neus en veren in het haar en kleurig opgeschilderd. Zij zien er dreigend uit en wij hebben onze geweren in de aanslag en de Nederlandse vlag in top. Dan bemerken onze tegenstanders dat wij waarschijnlijk een sterkere positie innemen. De sneltekens worden opgeborgen en ze doen alsof ze ons gastvrij willen ontvangen. We worden meegenomen naar het dorp iets verderop. De stemming is nog om te snijden en de mensen zien er dreigend en moordlustig uit. Wij brengen met onze tolken de boodschap over, 'geen koppen meer snellen', we gaan een nieuw tijdperk tegemoet met scholen, landbouw, ziektebestrijding en verdere vooruitgang. We komen even aan land en we vinden hele trossen mensenkoppen in de in beslag en gaan weer terug naar Omadesep. De versperringen zijn ondertussen weggehaald en spoedig varen we op de ondiepe Arafoerazee met prachtig weer en de spanning is geweken. Bij Jow zijn de vrouwen aan het vissen in de ondiepe zee en krijgen we een grote zaagvis aangeboden. Via Atsj en Warse varen we terug naar Agats en we hopen dat onze boodschap aan de mensen van Otsjanep duidelijk is overgekomen.
In Agats is veel bedrijvigheid, de steigerploeg onder leiding van de heer Hienekamp is aangekomen en de nieuwe steiger zal op een andere plaats worden aangelegd. Er is nu een nieuwe woning voor politie-inspecteur van der Molen in aanbouw en er zal een dokterswoning en een polikliniek gebouwd worden. De wegen zijn nu ook sterk verbeterd na het initiatief van Bert van der Voort. Agats ziet er een stuk beter uit dan een jaar geleden. Ik ben blij dat ik deze vooruitgang hier nog mee meemaak.
Van mijn Papoea-vriend Thomas uit Sentani heb ik bericht gekregen dat ik op het terrein van de kampong Ifar Ketjil een huis mag gaan bouwen zodra ik terug ben in Hollandia. Van de Amerikaanse zendelingen heb ik een goede tent overgenomen, waar ik dan voorlopig in kan kamperen. Ik heb al mijn spullen al vooruit gezonden naar Hollandia, zodat ik straks alles daar zal terugvinden. Ik hoop dat de oude jeep van de N.V. Twenthe nog bruikbaar is.
Vandaag vertrek ik met een Catalina (watervliegtuig) van de NNGPM naar Merauke en vandaar per Dakota naar Hollandia, waar ik vlak voor kerstmis nog hoop aan te komen. Ik zal de kerstdagen bij de familie Blijdenstein doorbrengen, die mij hebben uitgenodigd.
Uit '10 Jaar pionieren in Nederlands Nieuw-Guinea' Bert Jannink 1999 p. 49 - p.88.
Uiterst links E. Jannink, met schuin voor deze gezeten de resident van Zuid Nieuw-Guinea A. Boendermaker. Kantoor voor Voorlichting en Radio Omroep Nieuw-Guinea. Publiek Domein.
Beeldcollecties Papua Selatan:
ASMAT:
MAPPI:
BOVEN DIGOEL: