Foto's Bert van der Voort, Bestuursambtenaar Nederlands Nieuw-Guinea  Agats 1955-1957

 

Als jonge administratief ambtenaar van 21 jaar werd Bert van der Voort in 1955 gestationeerd in Agats, hoofdplaats van de Asmat, een regio die nog maar gedeeltelijk onder bestuur was gekomen en waar nog regelmatig sneltochten plaatsvonden. Begin 1956 werd zijn hulp ingeroepen bij de voorbereiding van filmopnames in het dorp Ajam, waar hij – tegen wil en dank – de bewoners moest bewegen om hun prauwen te verven en zelfs menselijke schedels te verzamelen voor rekwisieten om een sneltocht na te bootsen waarmee een film tot stand moest komen die juist moest illustreren dat in Nederlands Nieuw-Guinea dergelijke praktijken tot de verleden tijd behoorden maar juist het verlangen ernaar weer tot leven bracht. Zie hierover de schitterende documentaire de Ajam affaire waarin naast andere Nederlanders werkend in die regio destijds zoals pater Welling en Egbert Jannink, van wie onderaan deze pagina een terugblik op deze periode is opgenomen,   Bert van der Voort zelf uitgebreid aan het woord komt.

Enkele maanden voordat er een waar bloedbad te Ajam plaatsvond dat in meer of mindere mate gelinkt wordt aan de enscenering van een sneltocht waar de jonge bestuursambtenaar zijn medewerking aan had moeten verlenen, maakte Bert van der Voort een historisch te noemen fotoreportage van een Bisj ceremonie te Ajam. De negatieven hiervan stuurde hij mei 2002 op naar maakster van bovengenoemde  documentaire 'de Ajam affaire'  Annegriet Wietsma, die 2025 deze negatieven aan PACE doneerde. Bij de filmstrookjes behoort ook deze begeleidende brief:

 

 

17 mei 2002

Annegriet,

 

        Hallo uit het koude Australië !

 

        Hierbij stuur ik de negatieven van het Bisi-feest in Ajam, dat werd gehouden eind December 1955. Ajam ligt, zoals je weet een uur of wat boven Agats aan de Oetoemboewe Rivier. Het dorp is samengesteld uit zes groepen die, waarschijnlijk uit veiligheidsoverwegingen, bij elkaar zijn gaan wonen. Het dorp is een lange rij huizen langs de rivier gebouwd en met de voorkant naar de rivier gekeerd; het ligt aan de buitenbocht van een rivier hetgeen goed uitzicht geeft zodat men iedereen, zowel dorpsgenoten als vreemden, tijdig kan zien komen. Elke groep heeft zijn eigen mannenhuis dat groot genoeg is om een vuurplaats te hebben voor elke familie; zoals de naam al aangeeft kunnen alleen mannen in het mannenhuis komen en slapen.

        De namen van de groepen, te beginnen bij de meest zuidelijke zijn (of althans waren destijds): Wau, Ajam, ??, Tsjimneuw, Jewes en Far. Tsjimneuw was de grootste met een groot mannenhuis. De onbekende was heel klein en had misschien maar 3 vuurplaatsen. Om mij onbekende reden werd door ons het gehele dorp samen de naam "Ajam" gegeven; als we dus spreken over "Ajam" wordt daarmee, tenzij anders aangegeven, alle zes groepen bedoeld.

        De controleur in Agats was uitgenodigd voor het te houden Bisj-feest. Hij vroeg mij of droeg mij op om in zijn plaats te gaan. Het Bisj-feest werd gehouden in Wau, waar Betén en Owaram destijds hoofden waren.

        De avond voor de finale van het feest werd er gedanst in het mannenhuis van Wau. 's Morgens gingen mannen en vrouwen naar huis en het bos om eten, vooral sagolarven, te halen. Alleen de dorpshoofden en oudere mannen bleven thuis. Er wordt wat getrommeld and gegeten. De twee bisj-palen worden geverfd met wit, rood en zwart (de kleuren die de mensen kenden en konden maken). Daarna werd ze afgedekt zodat niemand ze kon zien.

        's Middags wordt op een bamboe koker geblazen en men begint eten naar het mannenhuis te dragen: sagomeel en sagolarven.

        Daarna volgt een ceremonie waar ik de betekenis niet van ken. Iedereen was stil; mannen stonden in een cirkel. Een van het had een palmtak en trok er elke keer een blad van af, onderwijl iets zeggende. 'De krokodillenjager Kwee zei me afstand te houden en niet te fotograferen. Hij verklaarde niet waarom. Ik kan alleen maar raden: werd bij het aftrekken van elk blad de naam van een vermoorde dorpsgenoot genoemd ??? Een soort dodenherdenking dus ??? Pater Zegwaard wist het misschien wel en heeft er beslist over geschreven.  

 

Hieronder geef ik informatie over de foto's, voor zover ik me dat nog kan herinneren en kan zien van de negatieven:

Bert van der Voort zoals we hem in de docu 'de Ajam affaire' (2002) kunnen zien

Uiterst links Kwee de Chinese krokodillenjager,  uiterst rechts Bert van der Voort

Gezicht op Ajam

Prauw met ons verwelkomende dorpshoofden

De prauw op sleep achter de bestuursboot de 'Eendracht'

Gezicht op Ajam

Mannenhuis van Tsjimneuw

Groepsfoto

In het mannenhuis van Wau waar de Bisj-palen klaar liggen op Ajam

Het mannenhuis van Wau met rechts Ewok, hoofd van Tsjimneuw en naast hem, in de schaduw, Betén. Eén van de twee bisjpalen is zichtbaar

Mannenhuis van Wau met drummers die voor muziek voor de dansen zorgden

Links ziet men een man een bisjpaal verven

Ik sta (of liever: zit) op de foto naast Kwee, de Chinese krokodillenjager die met mij naar het feest ging en hielp te vertalen. Naast hem zit een drummer

Mannenhuis van Wau te Ajam

Het aanbrengen van eten

Aanbrengen van eten

Mannenhuis van Wau te Ajam

Het aanbrengen van eten

In het mannenhuis: verwijdering van de bladeren van de bisjpalen

Eén van de stellages waartegen de bisjpalen zullen worden geplaatst

Een deel van de voorkant van het mannenhuis wordt weggebroken en onder veel lawaai van drums en geschreeuw van mensen worden de bisjpalen naar buiten gedragen

Op de volgende foto's zien we de tweede bisjpaal opgericht worden (KS)

Een deel van de voorkant van het mannenhuis wordt weggebroken en onder veel lawaai van drums en geschreeuw van mensen worden de bisjpalen naar buiten gedragen

Dorpshoofd Betén naast één van de bisjpalen. Geen idee wat hij schreeuwt

Gezicht op de helpende/dansende/toekijkende mensen vanaf een stellage

Wanneer de palen staan volgt een schijngevecht. Kalk wordt opgegooid, bogen worden gespannen. 

Tenslotte komen nog enige gemaskerde mannen die overledenen voorstellen waarop iedereen doet alsof hij bang is. 

Owaram, dorpshoofd van Wau

Drummers

Twee dorpshoofden: links Betén van Wau en rechts Ewok van Tsjimneuw

Mensen gaan naar huis, men loopt over het algemeen niet door het dorp, maar vaart er langs naar huis

Owaram, dorpshoofd van Wau

De twee bisjpalen voor het mannenhuis van Wau

Voormalig bestuursambtenaar Bert Jannink schrijft in zijn memoires uitvoerig over de situatie in de Asmat en zijn contact met Bert van der Voort in periode dat hij zelf uitgezonden was naar Agats (november 1956 - december 1957):

 

In Agats is momenteel een pastoor, pater de Brouwer en er zijn twee nonnen, zuster Matthea en zuster Pancratia. De eerste tocht die ik hier maakte was een tournee voor een framboesia campagne. Bert van der Voort en ik gingen met dr. Vorst, die met de Tasman naar Agats was gekomen, naar de dichtsbijzijnde kampongs Jepim en Pwer. Alle bewoners van ieder huis moesten geregistreerd worden op een vel papier en vervolgens met dat papier naar de dokter. Deze onderzocht ze en ieder kreeg een injectie van antibiotica tegen de framboesia. Dit is een ernstige infectieziekte. In het eerste stadium zijn er grote zweren, die niet willen genezen. In een later stadium ontstaan er vergroeiingen die later de dood tot gevolg hebben. Na een injectie is het mogelijk de infectie de kop in te drukken. De mensen komen na een goede voorlichting massaal op deze medische voorziening af.

Bert van der Voort, die met mij op het bestuursinstituut in Hollandia zat, zit hier reeds een jaar. Hij is een van de jongsten van onze groep, nog maar eenentwintig jaar. Hij werkte eerst onder HPB Scheele, die niet op durfde te treden tegen het koppensnellen en andere uitspattingen van de Asmatters. Bert van der Voort had nauwelijks een taak en mocht absoluut niet zelfstandig tourneren. Na de ernstige snelpartij enkele maanden geleden tussen de kampongs Ajam en Jipajer werd de heer Scheele overgeplaatst en volgde de heer Thooft hem op. In een brief, aan mij gericht, beschrijft Bert van der Voort de toestanden uit die tijd in het Asmatgebied.

Ajam had al lang iets tegen de mensen van Jipajer, want deze vermoordden vroeger veel mensen van Ajam en dat was nog steeds niet gewroken. Deze wraakgevoelens bleven maar steeds in hun gedachten. Waarschijnlijk werd er wel over gepraat, maar ze zorgden er wel voor dat de vreemdelingen daar niets over hoorden. De Jipajermensen kwamen toch nog wel een enkele keer in Ajam. Bij een doop-feest was een groepje van hen aanwezig en men deed mee met dit nieuwe feest.

Er zou echter nog niets aan de hand zijn geweest als er in het gehele Asmatgebied niet zo'n onrust was geweest. Er werd aan alle kanten weer gesneld en deze snelpartijen bleven ongestraft door het bestuur. Waarschijnlijk dacht men in Ajam, waar reeds jaren de R.K. missie een vestiging had, wij kunnen ook wel eens weer proberen een snelpartij te organiseren. Vooral de vrouwen moedigden dit idee aan, de jongeren zouden weer kunnen trouwen wanneer zij een kop gesneld hadden.

Een andere aanleiding was, de interessen van de filmopnameploeg voor het journaal, die een echte snelpartij van wilde Asmatters in scène wilden zetten. Men was beschaamd dat er geen koppen meer waren en er moesten koppen van de politie in Agats geleend worden om alles maar zo echt mogelijk te laten lijken. De prauwen moesten in de rood-witte oorlogskleuren geschilderd worden. De mannen naakt met speren en stenen bijlen en versiering door de neus en oren. De geleende koppen uit Agats werden met rode verf besmeurd om alles maar zo echt mogelijk te laten lijken.

Dit alles was nu verleden tijd, zowel de missie als de Amerikaanse zendelingen hadden zich in Ajam gevestigd. Voor pater Welling van de missie gaf de vestiging van de zending allerlei problemen omdat de zendelingen andere en soms nog begerenswaardiger goederen aanboden dan de missie zich kon veroorloven. Pater Welling was eind april onderweg van Ajam via de kampong Jipajer naar Manep. In Jipajer had hij een prauw gekocht voor een catechist (godsdienstonderwijzer) en deze zou met die prauw en enkele roeiers naar Ajam gaan. Die avond kwamen ze laat in Ajam aan, waar ze overnachtten in het huis van de catechist Hugo. De volgende dag werd hen door de mensen van Ajam eten aangeboden onder andere door Pasudjie, Deze laatste ging hierop alle mannenhuizen langs om te zeggen dat hun doodsvijanden waren aangekomen en na een korte vergadering besloot men om de mensen van Jipajer te vermoorden en hun koppen te snellen. De Ajammensen gingen vervolgens naar het huis, waar de Jipajermensen logeerden en daar werd met hen gegeten. Dan plotseling wordt er een van de Jipajermensen door de man Jessipisch van Ajam neergestoken. Dan is het hek van de dam en worden de Jipajermensen door de Ajammers onverhoeds neergestoken en vermoord. De catechisten proberen nog om de moordpartij tegen te houden maar de overmacht is te groot. Natuurlijk proberen de Jipajers te ontsnappen en trachten zich te verbergen, maar niemand ontkomt. Na de moordpartij werden de koppen gesneld en kwamen de Ajamse vrouwen en verdeelden de onthoofde lichamen, die vervolgens boven het vuur werden geroosterd en klaargemaakt om te worden opgegeten.

Een vrouw werd gespaard omdat zij eigenlijk van Ajam afkomstig was, maar vroeger door de Jipajers was geroofd. Er werden ook drie kinderen gespaard.

Ieder was nu als in een roes, er werd getromd, er werden nieuwe wapens aangemaakt en er werd gegeten. Allen liepen met geverfde gezichten en rood doorlopen ogen rond.

De beide catechisten, die de moord overleefden omdat zij van Ajam waren, zijn midden in de nacht heimelijk in een prauw gestapt om naar Agats te gaan. Daar hebben zij de boodschap doorgegeven aan het bestuur en de missie van de verschrikkelijke snelpartij. In het missiehuis, waar zij aankwamen waren pater de Brouwer, pater Welling en pater van Kessel aanwezig. Onmiddellijk werd het bericht doorgegeven aan het bestuur en werd vervolgens de resident in Merauke als ook de viraris Mgr. Tillemans op de hoogte gesteld.

Daar controleur Scheele zich niet goed in orde voelde werd Bert van der Voort met zes agenten naar Ajam gestuurd. Het was moeilijk om roeiers te krijgen, want de mensen van Sjoeroe, de kampong die tegen Agats aanligt, waren ook oude vijanden van Ajam. Tegen de middag kwam dit gezelschap aan te Ajam, waar pater Welling ook reeds was gearriveerd. Daar bleek dat twee van de drie kinderen, die nog gespaard waren, ook reeds waren vermoord. Het derde kind werd door Adam, de kok van pastoor Wellink, die juist uit Agats was meegekomen, vermoord en voor de consumptie verdeeld.

De consternatie was groot, van der Voort probeerde het trommen op de tifa's te verbieden maar men trok zich niets van dit verbod aan. Ook werd gevraagd om de gesnelde koppen in te leveren. Dit zette echter kwaad bloed en er werd niet verder op aangedrongen. Men bleef die nacht wakker, twee petroleumlampen brandden.

De volgende morgen moesten de Ajammers hun Nederlandse vlaggen, die het bestuur daar had uit-gedeeld, weer inleveren en vervolgens werd getracht om de mensen aan het werk te zetten. Pastoor Welling zat volkomen apathisch in een stoel, zijn levenswerk leek verwoest. Tegen de avond kwam HPB Scheele, die zich in de woning van de Amerikaanse zendelingen terugtrok. Via de radio van deze zendelingen hoorden ze dat er een Catalina onderweg was naar Agats en dat HPB Scheele zou worden vervangen door de controleur Thooft. Deze bevond zich aan boord van het vliegtuig, evenals resident Boendermaker van Merauke, de commandant zeemacht de heer de Neeve, Mgr. Tillemans vicaris te Merauke, de inspecteur Jansen van de mobiele politie als ook de schrijver Anthony van Kampen. Ook allerlei boten, die in de buurt waren spoedden zich naar Agats om iets van dit snelfestijn mee te maken. Op een gegeven moment lagen er de Jan van Brakel, de Mimika, de Weyland, de Orion, de Johan Maurits van Nassau en ook de Carstens, die hout kwam halen bij de Imex te Jamas, kwam langsvaren. Het nieuwe HPB, de heer Thooft heeft getracht om zo snel mogelijk een betalingsregeling van goederen door Ajam aan Jipajer te bewerkstelligen. Er werden zes arrestaties verricht en de moordenaars werden naar de gevangenis in Merauke overgebracht. De heer Thooft heeft in korte tijd bijna alle kampongs in het Asmatgebied bezocht en dit heeft bijgedragen tot het terugkeren van de rust in het gehele gebied.

Tot zover het verhaal over de snelpartij in Ajam, zoals Bert van der Voort dit heeft beschreven.

 

Onze dagindeling in Agats is als volgt: 's Morgens zitten we met zijn allen op het kantoor, d.w.z. mijnheer Thooft in een aparte kamer en Bert van der Voort, de CBA Kindewara, de klerk Holz von Praja en de kantooroppasser Heumassy.

Mijnheer Thooft heeft er moeite mee om werk uit handen te geven en we hebben allemaal zeer weinig te doen.

Veel activiteiten worden nog niet door het bestuur ondernomen en het koppensnellen is in het buitengebied nog aan de orde van de dag. Wij mogen hier voorlopig nog niets tegen ondernemen en ik vind dit zeer teleurstellend.

De Asmatters zijn geweldig knappe kunstenaars en maken de prachtigste houtsnijwerken. De voorstevens van de prauwen zijn schitterend bewerkt evenals de speren en de roeispanen en vooral ook de schilden. Grote kunstwerken zijn de zogenaamde Bisjpalen, gehele boomstammen waarin de gestorven voorouders worden uitgebeeld en waar grote feesten aan zijn verbonden wanneer deze palen gereed komen en worden opgesteld voor het mannenhuis.

Het is hier een groot laagveengebied, gevormd door de delta's van de Eilandenrivier en de Oetoemboewerivier en nog talrijke andere kleine riviertjes. Bij springvloed loopt alles onder water. We zitten vlak tegen de  Arafoerazee aan en het water is hier in de monding brak. Drinkwater is dus een groot probleem en vangen we het op van de daken. Dit is vaak onvoldoende zodat we ons wassen met water uit het moeras wat vies en bruin is.

Bert van der Voort is bezig om een eigen woning uit plaatselijk materiaal op te zetten. Hij doet dit voorlo-pig van zijn eigen geld omdat er officieel geen geld voor uitgetrokken is. We wonen nu nog in de Pasangrahan en dat is behoorlijk primitief, vooral sanitaire voorziening. De afvoer bestaat uit een oude prauw en daarna verdwijnt de rommel in grond. Voor de familie Thooft is een mooi ijzerhouten huis in aanbouw en dat is dan ook wel zeer noodzakelijk.

Tourneren kan hier alleen met het gouvernementsbootje de Eendracht. Per prauw is te gevaarlijk, de pastoors trekken echter wel per prauw overal naartoe. Verder wonen hier nog twee Amerikaanse gezinnen, de familie Preston en de familie Frazier. Zij werken voor de Amerikaanse zending TEAM (The Evangelical Alliance Mission). Zij zijn nog maar een half jaar hier en hebben alluminium woningen opgezet. Zij hebben heel weinig contact met de rest van de gemeenschap. Voor de missionarissen vormen ze een groot probleem, omdat ze juist in het missiegebied willen infiltreren. Bert van der Voort en ik zijn naar zijn nieuwgebouwde woning verhuisd. Die is nog niet helemaal klaar, maar het is wel heel wat geriefelijker dan de vieze pasangrahan. We hebben allebei een hond, Wino en Tambo, die leuk met elkaar spelen. Mijnheer en mevrouw Thooft zullen de kerstdagen en de nieuwjaarswisseling in Merauke doorbrengen en het is goed dat zij even wat afwisseling hebben. Er blijven dan de Nederlandse politieinspecteur van de Molen en de Indische Nederlander de hoofd-agent Toorop over. Verder van de missie pastoor de Brouwer, pastoor van Dongen en de zusters Matthea en Pancratia. Ook zijn er dan nog de beide Amerikaanse gezinnen Preston en Frazier, waar ook kinderen zijn.

Hier in Agats kun je met helder weer de bergen zien, echter geen sneeuwtoppen. Met kerstmis gaan we eten bij de Amerikaanse zendelingen en daarna gaan we naar de Katholieke missie.

 

Tussen kerst en nieuwjaar ga ik met de CBA Kindewara op tournee om de kampongs in de omgeving van de Eilandenrivier voor te bereiden op een in januari te houden framboesia campagne. We vertrekken in de stromende regen uit Agats, nadat we al enige uren gewacht hebben op de roei-ers van de kampong Sjoeroe, vlakbij Agats. Men is kennelijk niet erg bereid om met ons mee te gaan, temeer daar het afgaand water is, zodat zij tegen de stroom in moeten roeien. We besluiten binnen-door te gaan, langs een klein riviertje, wat dichtbij de kampong Warsé uitkomt. Omdat het zo laag water is moet de prauw door de blubber getrokken worden, totdat we helemaal niet meer verder kunnen en moeten wachten tot het hoog water wordt om verder te kunnen. Om een uur 's nachts komen we in het dorp Warsé aan, waar we overnachten in een zeer slechte pasangrahan. 

Nadat we de volgende morgen onze boodschap betreffende de framboesia tournee hebben doorgegeven, trekken we met nieuwe roeiers in de richting van Jaosegor aan de Eilandenrivier. We gaan weer binnendoor langs kleine riviertjes en komen langs een verlaten kampong van Kaimo, waar we ons middageten klaarmaken in een oud mannenhuis. Vandaar een doorsteek naar de Eilandenrivier, de prauwen moeten weer door de modder gesleept worden. Hat Asmatland lijkt wel op onze Waddenzee, maar hier is alles bebost. Met hoogtij loopt alles onder water tot ver het land in en bij eb stroomt het water door geulen en kreekjes naar de grote rivieren en vervolgens door naar de Arafoerazee. De grond bestaat uit grijze blubber, waarop door de boomgroei een dikke laag veen is ontstaan. Daar waar de prauwen gesleept moeten worden is het hoogste gedeelte van het beboste wad en iets verderop stroomt het water weer in een andere richting. Tegen vijf uur zijn we in Jaosegor, een beruchte snel-kampong en op onze reis van Kepi naar Agats heb ik hier nog een mooie bewerkte dolk, gemaakt van mensendijbeen, kunnen krijgen. 's Avonds werden de kepala's of de dorpshoofden bij elkaar geroepen en werd er gesproken over de komende framboesia campagne.

Van Jaosegor naar Atsj, weer een doorsteek van de Noordelijke Eilandenrivier naar de Zuidelijk gelegen Eilandenrivier. Het water was nu gelukkig hoog, zodat de prauwen niet gesleept hoefden te worden. Atsj is een der grootste dorpen uit dit gebied en vroeger zeer berucht om zijn snelpartijen. Begin 1956 vestigde pater van Kessel hier zijn pastorie. Wij lieten te Atsj enkele agenten achter om eten te gaan koken en gingen zelf door naar Amman-Namkai om ook daar de mensen te berichten over de komende framboesia campagne. Deze plaats ligt aan de monding van de Kampongrivier. Er bleek een sagowormen feest te zijn en iedereen had zich prachtig opgedoft. We kregen ook sagowormen aangeboden en ook twee hanen alles in ruil voor tabak. Ik vond ook een mooi bewerkte trom, die ik ruilde voor een bijl.

Daarna weer naar Atsj, waar ik in een der huizen nog een tros mensenkoppen vond. De trom, die ik juist geruild had, was een beetje kapot, het leer was ingescheurd en ik vroeg om een nieuw stuk leguanenleer. Het bleek dat deze trommelhuiden met mensenbloed aan de trom bevestigd konden worden. Eén van de kerels sneed zich met een schelp een klein wondje in zijn kuit, het bloed werd opgevangen en vermengd met kalk en water. De rand van de trom werd hiermee ingewreven en het leer erop gebonden. De volgende dag zat alles vast en gaf de trom een mooie klank. Via de kampong Ardanim naar Ambisoe, ook hier wachtte ons een hartelijke ontvangst en boden de vrouwen hun borst ter begroeting. Het was de bedoeling om die borsten met onze lippen te beroeren, een smakelijke bezigheid en werd volstaan met een schijngebaar. Vervolgens nog door naar het dorp Jow, dicht aan de monding gelegen van de Eilandenrivier. Ook hier boden de vrouwen hun borsten aan ter begroeting. Daarna trachten we een doorsteek te maken naar Atamboetsj, doch onze roeiers brachten ons naar Amborip. Waarschijnlijk omdat ze slechte connecties hadden met Atamboetsj. Tegen de avond waren we in Amborip, maar we wilden nog door naar Warsé om op nieuwjaarsdag weer terug te zijn in Agats. Tegen twaalf uur kwamen we te Warsé aan met tromgeroffel en geschal van snelhoorns, het jaar 1957 was begonnen.

Op 1 januari 1957 om half zes uit Warsé vertrokken, we voeren binnendoor terug naar Sjoeroe, de kampong vlakbij Agats. Het was nu vloed en het hele oerwoud stond onder water. Waar we een week daarvoor de prauwen door de modder moesten slepen, daar voeren we nu tussen de bomen door het bos, een heel wonderlijke ervaring. Tegen half elf waren we terug in Agats, waar juist iedereen bezig was elkaar een goed nieuwjaar toe te wensen.

N.B. Het framboesiatournee wat hierna volgde onder leiding van Dr. de Vries uit Hollandia werd een succes.

 

We hebben in Agats erg weinig te doen. Zaterdags wordt er toko (winkel) gehouden. Het is een gouvernementstoko en iedere cent moet verantwoord worden. Het oppertoezicht heeft de heer Thooft en deze geeft niets uit handen. Mevrouw Thooft is stenotypiste en verzorgt alle brieven en de post. Bert van der Voort is bezig een voetpad naar de kampong Sjoeroe aan te leggen. De veengrond, waar je steeds in wegzakt wordt opgehoogd met klei uit de rivier. Met mankracht worden grote brokken klei uit de rivier gehaald en naar de werkplek gebracht. Honderden naakte kerels met een brok klei op de nek. We weten nog niet hoe dit project gefinancieerd moet worden, maar Bert van der Voort zegt dat hij het wel uit zijn eigen zak zal betalen. Ik zie nu wel in, dat ik niet mijn hele leven ambtenaar wil blijven. Daarom ben ik blij, dat de N.V. Twenthe in Hollandia bestaat. Wanneer ik als particulier in Nieuw-Guinea zal starten, heb ik nog een jaar lang recht op overtocht naar Nederland. In dat jaar kan ik heel veel doen en ik hoop dat ik er fit genoeg voor zal zijn.

Bert van der Voort en ik hebben het goed in het door Bert zelfgebouwde huis. We hebben betere hulpen dan ik had te Badé, ze kunnen zelfs brood bakken, zodat de maaltijden van pap en kladi afgelopen zijn. We eten veel krab, garnalen en kreeft, wat ons door de bevolking wordt aangeboden in ruil voor tabak. De heer en mevrouw Thooft zijn nu ook in hun nieuwe woning getrokken en dat is een grote verbetering. Er is een enorme tank voor de opvang van regenwater gekomen en die moet van de steiger naar de nieuwe huisplaats worden gebracht. Met honderden Asmatters lukt het om het gevaarte op te tillen en naar de plaats van bestemming te brengen. Ik moest denken aan de bouw van de pyramiden in Egypte.


Gisteren bezocht ik met mijnheer Thooft de N.V. Imex te Jamas. Dit is een kleine import en export mij. die hier in de Asmat begonnen is met de exploitatie van ijzerhout. Het lijkt erop, dat deze aankap van ijzerhout tot succes zal gaan leiden. Er is daar een mooie steiger gebouwd, waar ook de K.P.M. boten kunnen aanmeren en zij kunnen behoor-lijke hoeveelheden prachtig ijzerhout voor de export leveren. De directeuren van de Imex zijn de heren Verhey van Wijk en d'Aulnis de Bourouil, hun assistent is de heer Albers. Verhey van Wijk en Albers zitten in Jamas terwijl Baron d'Aulnis de Bourouil de zaken in Merauke regelt, Beide direc-teuren zijn oud oorlogsvliegers.

 

 

Thooft en ik kregen te Jamas een heerlijke maaltijd aangeboden, die door Verhey van Wijk zelf was klaargemaakt. Lege bierflessen werden in het water gegooid en onmiddelijk weer opgedoken door de Asmatters.

In een prauw met aanhangmotor bracht Verhey van Wijk mij terug naar Agats terwijl Thooft verkoos om met de eigen boot nog verder te gaan. In de Flamingobaai, vlak voor Agats, stond een enorme stroming en was er door de wind een hevige golfslag. Het scheelde niet veel of de motor van ons bootje had het begeven. Het water spoot over ons heen en ik dacht dat we zouden omslaan. Toch kwamen we goed in Sjoeroe aan, waar het water veel rustiger was.

Ondertussen gaat het leven in Agats gewoon zijn gang. 's Morgens zitten we met zijn allen op het kantoor, waar bitter weinig te doen is en 's middags ben ik rondom mijn huis bezig met planten en dieren, kippen en kuikens, loeries en honden. Bert van der Voort is nu naar Merauke vertrokken. Het eten in Agats is beter dan in Kepi en Badé. Mijn eigen gezaaide groenten groeien goed, ik heb slaboontjes en komkommer en de kippen leggen eieren. We trachten de grond wat te draineren door sloten te graven. Er is nu een soort weg naar de kampong Sjoeroe, waar we over stammetjes en bruggetjes naar toe kunnen lopen.

Zo'n Asmatkampong ligt meestal helemaal langs de rivier, het is meestal een vieze bende. Alle afval valt onder de huizen. De doden worden achter de huizen op stellages gelegd en later verdwijnt alles in de blubber. Wij proberen de mensen iets van hygiene bij te brengen, maar er komt in de praktijk bitter weinig van terecht.

Ik heb hier goed contact met de missionarissen. Ook de beide families van de Amerikaanse zending spreek ik geregeld, zij hebben hier een heel eigen leven. Ik woon sinds het vertrek van van der Voort helemaal alleen, maar ik ga 's avonds altijd naar het huis van de inspecteur van der Molen en hoofdagent Toorop. We eten gezamenlijk en luisteren 's avonds naar de RONG (Radio Omroep Nieuw-Guinea). We halen warm eten bij de zusters van de missie, wij kunnen daar ook brood krijgen

 

(...)(...)(...)